Oumi Bellevue

recensies
31 maart, de Telegraaf


→ Oumi
6 april 2011 Het PAROOL

Marokkaans vervolg op de familie Avenier


door: Martin Hendriksma

Toen toneelschrijver Maria Goos hem in het slotdeel van De geschiedenis van de familie Avenier een foute Marokkaan wilde laten spelen, gaf Nasrdin Dchar zijn rol terug. Hij wilde zijn cultuur niet verloochenen. Dat dilemma is het uitgangspunt van Goos' nieuwe stuk Oumi.

Nasrdin Dchar (1978): "Als beginnend acteur was ik zomaar gecast voor het grote toneel. Stond ik op het podium met Gijs Scholten van Aschat en Peter Blok in een nieuw stuk van één van de grootste Nederlandse toneelschrijvers: Maria Goos. Wauw! Maria had zich voor de gastarbeider Mohammed in De geschiedenis van de familie Avenier laten inspireren door het verhaal van mijn vader, die in de jaren zestig Marokko voor Brabant had verruild. Na de eerste twee delen was Mohammed, mijn rol, voor mij helemaal symbool voor mijn vader geworden. Toen kwam ze met deel drie. Ik dacht: wat krijgen we nou? Moet ik déze man ook spelen?"

Maria Goos (1956): "Na de eerste lezing herkende ik Nas niet meer. Hij zag zo bleek! Die totale paniek in zijn ogen. Zijn lichaam was één grote terugtrekkende beweging. Onder het schrijven had ik al rekening gehouden met zijn reactie. Maar ik kon het voor me zelf verantwoorden omdat er twee Marokkanen in voorkwamen: behalve Mohammed ook een zekere Abdel."

"Mohammed wordt door de veel bijdehantere Abdel op sleeptouw genomen. Zelf doet Mohammed amper iets fout. Nou ja, hij zet het geld van een dubieuze transactie op een rekening in Marokko. Dat kon ik me goed voorstellen. Hij had jaren tussen kartonnen dozen op zolder geleefd. Nu kwam er een bedragje vrij voor zijn oude dag. Kon hij naar zijn Marokko terug."

Dchar: "Toen ik het las, werd ik meteen bang voor de beeldvorming. In het toneel moet je niet werken met clichés. Maria rakelde in deel drie nog eens op wat in de media altijd maar weer over Marokkanen wordt geschreven. Dat ze niet deugen. Daar mocht ik niet aan meewerken."

Goos: "Was je bang dat iemand je ter verantwoording zou roepen?"

Dchar: "Niet zozeer ter verantwoording. Maar de mensen in de zaal zouden denken dat ik achter de strekking van het stuk stond. Dat ik het ermee eens was hoe Mohammed werd afgeschilderd. Dat wilde ik niet. Daarom heb ik jou en Jaap (Spijkers, regisseur) toen een brief geschreven waarin ik me terugtrok uit De familie Avenier."

Goos: "Meteen wist ik: daar moet ik als toneelschrijver iets mee doen. Dit was precies waarom ik ooit aan De familie Avenier was begonnen. Dat stuk gaat over de kloof die ontstaat tussen een Brabantse arbeidersfamilie en hun studerende kinderen die zich aan dat traditionele milieu ontworstelen. Hier zag ik een vergelijkbare strijd tussen de eerste en tweede generatie Marokkanen. Hoe het ook zou aflopen, er zat een veelzeggend nieuw toneelstuk in. Ik kon het niet laten passeren."

Dchar: "Om Oumi te kunnen schrijven, wilde Maria meer weten over mijn familie. Ze vroeg of ik mijn ouders kon interviewen. Dat was slikken. Het is niet iets wat je als Marokkaanse jongen dagelijks doet. Dat past niet bij onze cultuur. Vraag het tien Marokkaanse jongens en ik weet zeker dat negen hun moeder niet kennen. Ze hebben respect voor hun moeder, ze luisteren naar haar, maar kennen? Nee."

Goos: "Ik kwam erachter dat hij vrijwel niets van zijn vader of zijn moeder wist. Hoe kwam dat toch, vroeg ik me af. Verhalen vertellen is toch een typisch onderdeel van de Marokkaanse cultuur? Ja, maar dat zijn parabels, hoorde ik dan. Persoonlijke verhalen blijken helemaal niet gebruikelijk. Het individu is onbelangrijk, je bent onderdeel van een groter geheel: een cultuur, een geloofsgemeenschap."

Dchar: "Mijn zorg bleek overbodig. Mijn moeder vond dat interview fantastisch."

Goos: "Ja, omdat het voor je werk was, je carrière. Dat vindt zij heel belangrijk."

Dchar: "Niet alleen daarom. Ook omdat ze de grotere betekenis ervan zag. Ze zei letterlijk: 'Marokkaanse vrouwen van mijn leeftijd, mijn generatie, die hoor je in Nederland nooit. Dat ik die vrouwen nu via een toneelstuk een stem mag geven...' Ze voelde zich vereerd."

Goos: "De interviews met zijn ouders die Nas had uitgewerkt, waren elk wel veertig pagina's. En toch was het nog niet voldoende. Ik wilde meer van de familie weten. Dus vroeg ik of ik misschien een keer mee mocht naar hun familiehuis in Marokko, waar ze altijd de zomer doorbrachten."

Dchar: "Maria wilde eerst in een hotel slapen. Dat vonden mijn ouders beledigend, niet gastvrij. Natuurlijk moest ze bij ons logeren."

Goos: "Vanaf het eerste moment maakte ik volledig deel uit van de familie en werd ik door iedereen geaccepteerd. Ik had nooit het idee dat ik op visite was. Zijn moeder is maar iets ouder dan ik. We hebben allebei volwassen kinderen. Dat schiep een

band. Klaagde ze samenzweerderig tegen mij dat ze alweer in de keuken moest staan. Ze háátte die keuken. Kijk, dat huis hadden ze beetje bij beetje van al hun Nederlandse spaarcenten gebouwd. Het had een enorme opoffering gevergd. Altijd zuinig leven."

Dchar: "We moesten geld genoeg hebben om ons huis in Marokko af te bouwen. Om daar ooit met de hele familie, kinderen en kleinkinderen, naar terug te keren."

Goos: "Maar ik zag waartoe de opvoeding had geleid. Nas' moeder had bewust geprobeerd om haar kinderen met behoud van hun religie westers op te voeden. Zo van: pak de kansen die je krijgt. Dat hebben ze gedaan. Ze zijn maatschappelijk werkster geworden, accountmanager, acteur. Ze hebben hier in het Westen inmiddels allemaal hun eigen levens opgebouwd."

Goos: "In de eerste versie van Oumi was ik nog voorzichtig. Ik dacht: het is zíjn leven waarover ik schrijf. Mijn integriteit stond me flink in de weg. Pas in versie twee ben ik brutaler gaan associëren. Over twee dingen hadden Nas en ik een serieus meningsverschil. Hij vond het onacceptabel dat

zijn moeder in het stuk gebrekkig Nederlands sprak."

Dchar: "Ik herkende haar niet."

Goos: "Hij kent zijn moeder alleen als ze vloeiend Arabisch praat. Ik laat haar grammaticaal kloppend Nederlands praten, maar wel een specifieke, eigen taal. En we twistten over Nas' vriendin, met wie het was uitgegaan nadat hij de rol van Mohammed had teruggegeven. Ik wilde dat graag in Oumi gebruiken."

Dchar: "Maar ik zat toen nog midden in die relatiesores."

Goos: "Ik zei: 'Dan zet je je daar maar overheen.' Het is zó veelzeggend dat die affaire over je rol zelfs tot in je relatie doorettert."

Dchar: "Dat moest Maria dan maar

bepalen. Ik heb me sindsdien heilig voorgenomen dat het een monoloog is die ik als professioneel acteur speel, niet als Nasrdin. Natuurlijk, het gaat over mij, over mijn geschiedenis, mijn familie. Maar toch speel ik een personage, speel ik met de verwarring die hem treft en die hem daarmee model doet staan voor de tweede generatie Marokkanen."

"Ik voel me Nederlander. Maar waarom doet het me dan zo'n pijn als Rutte aankondigt dat hij Nederland gaat teruggeven aan de Nederlanders? Omdat ik weet dat hij mij dan niet bedoelt! Ik las ergens dat veel Marokkanen van de tweede generatie psychotisch worden. Dat is niet voor niets."

Goos: "Hebben je ouders het stuk al gelezen?"

Dchar: "Nee. Mijn zus wel. Over de eerste versie was ze kritisch, maar. na de tweede zeer ontroerd. Vooral over wat erin staat over mijn moeder. Ze komen zeker kijken, mijn ouders. Ze zijn heel nieuwsgierig."

Goos: "Je moeder heeft ervoor gezorgd dat je de rol in De familie Avenier uiteindelijk toch hebt geaccepteerd."

Dchar: "Ze zei: 'Nas, het gaat er niet om dat je een slechte Marokkaan speelt, maar dat er tussen al die Nederlandse acteurs ook een Marokkaan in de schouwburg staat.' En dat klopt: dat is uiteindelijk qua beeldvorming veel belangrijker."

Goos: "Nas' moeder was ook op de première van De familie Avenier. De enige vrouw met een hoofddoekje.

Op alle foto's die op het première-feest na afloop zijn gemaakt, lijkt ze het stralende middelpunt."

Dchar: "Mijn vader zat tijdens die voorstelling naast Wim Kok. Over hoe hij als Mohammed in het stuk werd afgeschilderd, heeft hij zich niet bekommerd. Dat hij als voormalige Marokkaanse gastarbeider zomaar naast de oud-premier van Nederland zat, daar is hij de rest van de avond niet meer overheen gekomen."

Oumi (mijn moeder).

→ Oumi
7 april 2011 De Volkskrant

Nasrdin Dchar
1978: geboren in Rotterdam
Studeerde bedrijfskunde en speelde bij gezelschappen als Rotjong en LEF
2006: Karim Bentarek in tv-serie Shouf Shouf!
2008-2010: Mimoun el Khadir in tv-serie Deadline
2009: Nasrdin Dchar in theatermonoloog De titel is focking lastig
2010: het vriendje (Choukri) van Tirza in gelijknamige film;
Jesus Pereira in tvserie De Troon
2009-heden: speelde in verschillende voorstellingen bij 'Ro Theater

Interview Nasrdin Dchar
door Elisabeth Oosterling

'Ik wilde ergens voor staan'


Nasrdin Dchar staat met Oumi, een monoloog over zijn moeder, op de planken. 'Waarom weten we niets over je?'

Een statement maken, zegt Nasrdin Dchar, dat wilde hij. 'Ik wilde ergens voor staan.' Op een bank in café De Balie in Amsterdam onderstreept de acteur zijn woorden met grote gebaren. In 2007 speelde hij gastarbeider Mohammed in de eerste twee delen van De Geschiedenis van de Familie Avenier, een theater-vierluik door Maria Goos. Trots stond Dchar (Rotterdam,. 1978) tussen acteurs als Gijs Scholten van Aschat en Peter Blok. Maar dan, in het derde deel, blijkt Mohammed opeens een dief. 'Dat ging er bij mij gewoon niet in', vertelt Dchar. Hij schreef Goos een brief en stapte uit de voorstelling.

'Ze respecteerde mijn beslissing, en zei meteen: over deze problematiek gaan we iets maken.' Dat werd Oumi ('mijn moeder' in het Marokkaans), de monoloog waarmee Dchar vanaf 5 april in Theater Belle-vue staat. In deze voorstelling begeleidt de acteur zijn publiek door de

maanden van getwijfel, die hij beleefde rond zijn vertrek bij Avenier. Om materiaal voor Oumi te verzamelen, sprak Goos langdurig met Dchar en ging met zijn familie mee naar hun vakantiehuis in Marokko.

Zelf interviewde Dchar zijn moeder. Zij legde hem uit hoe haar jeugd in Marokko was, hoe ze naar Nederland kwam, vertelde over de vrijheid die ze ervoer in Steenbergen, het stadje in Noord-Brabant waar ze na drie jaar met haar echtgenoot werd herenigd. Veel van haar verhalen hoorde hij niet eerder. Eigenlijk kende hij zijn eigen moeder nauwelijks, besefte Dchar. In Oumi uit hij zijn frustratie hierover; tijdens zijn moeders verjaardag pronken op de taart een marsepeinen 6 en O, maar moeder verklaart opeens dat ze eigenlijk drie jaar jonger is. Ze is niet wie ze is - heeft de identiteit van haar overleden zusje gekregen. Dat vond vader handiger zo. De vragen van haar 'zoon hierover wuift ze weg. 'Mamma, waarom vertel je nooit iets,' roept Dchar wanhopig uit, 'waarom weten we niets van je?!' Zijn moeder negeert de uitbarsting, stapelt de taartbordjes op elkaar en loopt naar de keuken. Scènes later krijgt Dchar antwoord, moeder gaat ervoor zitten en geeft context aan haar verleden.

Door de verhalen van zijn moeder krijgt Dchar een nieuwe blik op zijn eigen leven. Tijdens de voorbereidingen voor Oumi vertelt zijn moeder hem, dat ze ooit een kettinkje van zijn vader kreeg. Hun relatie was op

dat moment nog geheim, de familie mocht niets weten over hun ontmoetingen. 'Maar mijn moeder wilde de ketting toch houden.' Dus bewerkte ze het sieraad met een steen om het er minder nieuw uit te laten zien. 'Gevonden', zei ze thuis. Jaren later zou ze trouwen met de jongen die haar het kettinkje gaf, hem zelfs volgen naar Nederland. 'Mijn moeder heeft een sterke wil, leerde me over het belang van eigen keuzes maken.' Langzaam beseft Dchar dat hij zijn eigen pad moet volgen en niet bang moet zijn voor de reacties van anderen.

Niet dat dat eenvoudig is. De beeldvorming over Marokkanen is hardnekkig. 'In het begin werd ik alleen gecast als de Marokkaan of de Turk.' Dchar vertelt hoe hij auditie deed voor de rol van een Turkse jongen. 'Ik vroeg: moet ik hiervoor Turks leren? Die man zei: nee, joh, dat is helemaal niet nodig. Dat verschil hoort toch niemand.' Dchar ergert zich aan de onwetendheid en de algemene houding tegenover Marokkanen. 'Daarom kies ik mijn rollen heel bewust.'

Toch speelde Dchar uiteindelijk wél de stelende Mohammed, in de laatste twee delen van Avenier. Hij liet zich door zijn familie overhalen. Gingen de principes even over boord? Dchar schudt heftig zijn hoofd. 'Helemaal niet! Ik besefte: uiteindelijk gaat het niet om dat verhaaltje over die gastarbeider. Het gaat erom dat ik, als Marokkaanse acteur, tussen die grote acteurs op het podium sta. Dát is belangrijk. Dat onthouden de mensen.' Met het oog op zijn carrière had Dchar geen betere keuze kunnen maken. Hij glimlacht breed. De opnames van speelfilm Rabat ('een jongensdroom') zijn net afgerond en hij kreeg een rol in de film Süskind, een 'Nederlandse Schindler's List' over de directeur van de Hollandse Schouwburg in de Tweede Wereldoorlog, van regisseur Rudolf van den Berg. 'Daarin speel ik eens geen Mimoun of Abdel, maar een Felix Halverstadt.'

→ Oumi
8 april 2011 Trouw

Culturele identiteit en theater


door: Robbert Van Heuven

Nasrdin Dchar is van Marokkaanse afkomst, Sadettin Kirmiziyüz heeft Turkse ouders. Beiden onderzoeken in een voorstelling de achtergrond van hun ouders, omdat ze worstelen met hun eigen identiteit.

Twee theatermakers van rond de dertig. Allebei Nederlands, maar met een niet-Nederlandse achtergrond. Allebei maakten ze recent een voorstelling over hun ouders, maar vooral ook over de vraag: Wie ben ik? Dat kan bijna geen toeval zijn in deze tijd waarin culturele identiteit voortdurend onderwerp is voor kritisch maatschappelijk debat.

"Dat ik deze voorstelling wil maken, heeft vooral met mijn leeftijd te maken", antwoordt acteur Nasrdin Dchar op de vraag waarom hij zo graag een persoonlijke voorstelling over zijn afkomst wilde maken. Zijn voorstelling 'Oumi', over zijn Marokkaanse moeder, gaat dit weekend in première. "Ik ben op een leeftijd dat ik zelf misschien wel kinderen wil. Dan komen er als vanzelf vragen bij je naar boven. Wie ben ik? Waar kom ik vandaan?"

Theatermaker Sadettin Kirmiziyüz ging met zijn Turkse vader mee op de hadj, de voor moslims verplichte bedevaart naar Mekka, en maakte daarover bij productiehuis Huis van Bourgondië de voorstelling 'De vader, de zoon en het heilige feest'.

Ook voor Kirmiziyüz spelen zijn leeftijd - en de onvermijdelijke vragen die daarbij komen kijken -- een rol. Maar beide makers geven aan dat het maatschappelijke klimaat een andere belangrijke reden is om hun voorstellingen te maken.

"Tien jaar geleden was ik helemaal niet met mijn achtergrond bezig", zegt Kirmiziyüz. "Ik was gewoon Hollander. Het is een cliché, maar toen kwam 9/11. Toen ging ineens meespelen waar je vandaan kwam. 'Jij bent toch Turks? Jij bent toch Moslim?'" Toen ook nog Theo van Gogh werd vermoord, werd er op zo'n manier gereageerd, werd er zoveel geroepen dat ik op een gegeven moment dacht: En nu wil ook wat zeggen."

Het resultaat was onder andere de voorstelling 'Avondland', waarvoor Kirmiziyüz met zijn moeder terugging naar haar Turkse geboortedorp om op zoek te gaan naar zijn Turkse achtergrond. Voor hem, telg uit een gelovige familie, speelde de islam een belangrijke rol in zijn opvoeding. Deze religie is daarom een belangrijk onderdeel van zijn identiteit.

"Ik denk niet dat het God echt uitmaakt of ik een biertje drink of niet. Toch doet het geloof me nog steeds heel veel. Dat geldt vooral voor de rituelen. De hadj is wat dat betreft toch wel het ritueel der rituelen." Dus vroeg hij zijn vader mee te gaan op bedevaart als voorbereiding op 'De vader, de zoon en het heilige feest'.

Ook al geeft Kirmiziyüz in de voorstelling een uitgebreide uitleg van de rituelen rond de hadj, de voorstelling gaat uiteindelijk veel meer over de verhouding tussen de Nederlandse zoon en de Turkse vader die elkaar moeten leren begrijpen. Zo moet de vader zich bij het feit neerleggen dat zijn zoon nooit een vrome moslim zal worden die de Koran uit zijn hoofd zal kennen en ongetrouwd samenwoont met zijn Nederlandse lief. "Ons leven is zo radicaal anders dan dat van onze ouders. De generatie van mijn ouders leeft soms niet anders dan zoals ze in hun Turkse dorpje leefden. In mijn gezin lopen sjablonen rond uit de maatschappelijke discussie. Mijn vader is die man die hier in de jaren zeventig heenkwam en niet meer terugging. Mijn moeder is die vrouw die heen en weer pendelt tussen huis en supermarkt. Omdat ik zelf zo ontzettend Hollands ben, ben ik zo geboeid door het feit dat ik ook een immigrantenzoon ben. Ik krijg heimwee als ik te lang van huis ben. En ik maak hele goede stamppot."

Nasrdin Dchar beschrijft zijn verhouding tussen Marokko en Nederland als een spagaat tussen twee werelden. Een spagaat, zegt hij, die een rode draad is in zijn leven. Ook 'Oumi' ontstond uit die spagaat

De kiem van die voorstelling werd gelegd toen Dchar in 'De familie Avenier' speelde, geschreven door Maria Goos. Daarin had hij de rol van Mohammed, een gastarbeider die in de jaren zeventig naar Nederland komt. "Ik legde meteen de link tussen Mohammed en mijn vader. Ik speelde eigenlijk zijn geschiedenis."

Toen in de vervolgvoorstelling zijn personage geld moest stelen, ontstond echter een dilemma. "Mijn vader was geen dief. Dus dat ging ik ook niet spelen. Het leverde een loyaliteitsconflict op tussen mij, mijn achtergrond, mijn vader. Maar aan de andere kant had ik wel de kans om met die grote acteurs als Gijs Scholten van Aschat te spelen."

In 'Oumi' vertelt Dchar over dat dilemma, maar parallel daaraan vertelt hij het verhaal van zijn moeder die, vanuit Marokko in Nederland belandend, te maken krijgt met dezelfde vragen als haar zoon: Wie ben ik en waar hoor ik thuis? Voor de voorstelling interviewde Dchar zijn moeder. Op basis van die interviews schreef toneelschrijfster Maria Goos de teksten voor de voorstelling.

Dchar: "Ik kan het iedereen aanbevelen: interview je moeder. Als ik nu de voorstelling speel, herbeleef ik mijn eigen geschiedenis. Ik heb de grote behoefte om open te zijn over mijn afkomst. Dat is bijna een levensdoel. Daarom vertel ik ook het verhaal van mijn moeder. Mensen hebben een heel beperkt beeld van vrouwen zoals zij. Maar echt kennen doen ze ze niet. Ik heb de behoefte om die luiken open te gooien."

Kirmiziyüz herkent de loyaliteitsvragen waar Dchar tegenop liep. Hijzelf worstelde tijdens het maken van 'De vader' heel erg met de vraag hoe om te gaan met de islam. "Ik heb tijdens het maken vaak gedacht: Wat zal mijn familie hier van vinden? Daarom was ik heel voorzichtig en behandelde ik de hadj bij wijze van spreken met handschoentjes aan. Daardoor werd het allemaal heel braaf. Terwijl het toch zou moeten schuren. De rol van de kunstenaar zou toch moeten zijn dat hij alles zou moeten kunnen zeggen. Als het maar op een eerlijke en liefdevol-kritische manier gebeurt. Vanuit een zuiver hart."

Dat is het grote verschil met het maatschappelijke debat waarin harde vooroordelen over hun achtergrond de boventoon voeren. Een toon die beide theatermakers ook persoonlijk raakt. Dchar: "Als de PVV bij de verkiezingen met vooroordelen over Marokkanen zoveel stemmen wint, dan voel ik dat wel."

Kirmiziyüz: "De ethische grenzen zijn wel heel dun geworden. En het lijkt alleen maar te verharden. Daardoor gaat het niet meer waarover het debat zou moeten gaan." Hij vertelt dat zijn zus weer een hoofddoek is gaan dragen. Ze voelt zich hier niet meer thuis en is van plan naar Istanbul te verhuizen.

Uiteindelijk, zegt Dchar, hoopt hij met zijn voorstelling een bijdrage te leveren aan dat maatschappelijke debat. "Daardoor wordt mijn voorstelling absoluut politiek. Maar dat weerhoudt me er geen moment van om het verhaal van mijn moeder te vertellen. Integendeel zelfs."

'Oumi' door Nasrdin Dchar, tekst: Maria Goos. Te zien in Theater Bellevue, Amsterdam, tot en met 24 april. 'De vader, de zoon en het heilige feest' door Sadettin Kirmiziyüz. Nog te zien op 28 en 29 juni in Purmerend. De voorstelling 'Avondland' gaat vanaf september dit jaar in reprise.

→ Oumi
11 april 2011 NRC Handelsblad

Wanhoop van een Marokkaanse zoon en moeder over hun lot


door: Kester Freriks

Tijdens de eerste lezing van deel drie van De Geschiedenis van de familie Avenir van Maria Goos raakte de Marokkaanse acteur Nasrdin Dchar in een persoonlijk conflict. Hij zou een gastarbeider spelen die verantwoordelijk is voor het verduisteren van familiekapitaal. Dchar voelde dat hij verraad pleegde jegens zijn vader, wiens verhaal min of meer werd verteld. Hij wilde loyaal zijn aan Goos, regisseur Jaap Spijkers én de Marokkaanse gemeenschap. Onmogelijk.

Dchar stuurde brieven aan Goos en Spijkers met zijn standpunt. Deze vormden de inspiratie voor Goos om de monoloog Oumi (mijn moeder) voor hem te schrijven. Op indringende wijze weet zij Dchars persoonlijke verhaal te verbinden aanbegrippen als artistieke waarheidszin, identiteit en de positie van een Marokkaans acteur in een Nederlands toneelgezelschap.

In soepele zinnen, vol humor, geeft de acteur de wanhoop van zijn moeder weer. Zijn eigen wanhoop krijgt fraai vorm in een dynamische speelstijl. Een glanzende voorstelling als Oumi is een belangwekkende aanwinst, niet alleen voor het œuvre van Maria Goos, ook voor het Nederlandse toneel. En voor acteur Nasrdin Dchar; hij heeft zijn persoonlijke crisis bezworen dankzij theater.

→ Oumi
12 april 2011 Het Parool

Nasrdin Dchar toont zich een meesterlijk verteller


door: Lorianne Van Gelder

Nasrdin Dchar moest een stelende Marokkaan spelen in De familie Avenier van Maria Goos. Hij kwam in gewetensnood. Voor hem was die rol het verhaal van zijn vader. Was hij een verrader als hij die Marokkaan nu fout speelde?

Dchar stapte uit de voorstelling en schreef een brief met zijn twijfels aan Goos. Tot zijn verbazing reageerde ze goed en kondigde ze aan dat ze een stuk voor hem zou schrijven. Dat werd Oumi (mijn moeder).

In het decor van een onaffe Marokkaanse villa vertelt Dchar over zijn dilemma. Enerzijds is De familie Avenier een prachtige kans om met grote acteurs als Gijs Scholten van Aschat te spelen, anderzijds weigert hij de stelende Marokkaan te zijn. Parallel aan zijn rol in De familie Avenier speelt zijn eigen familiegeschiedenis: zijn band met zijn Marokkaanse familie en het loskomen ervan - niet zo erg verschillend van Goos' verhouding tot het kleinburgerlijke Brabantse land, waarover iiveniergaat.

Dchar is een meesterlijke verteller. De woorden zijn van Goos, maar het verhaal is duidelijk het zijne. Vol overgave en affectie vertelt hij over zijn moeder, hij geeft haar een stem. Een wereld van hoop en verloren illusies komt bovendrijven. Een verdriet dat Dchar voelt zodra hij lavendel ruikt - de geur van zijn moeder.

Vorig jaar verraste Dchar al met een lunchvoorstelling. Toen ging het vooral over hemzelf, en verzon hij een verhaallijn over zijn moeder erbij, ontroerend, maar ook veiliger: hij gaf zichzelf minder bloot.

Dankzij de hand van Goos gaat Dchar verder. Hij interviewde zijn moeder, Goos schreef het op, pijnlijke momenten en al. Gelukkig wordt het nooit zwaar of larmoyant. Dchars timing, imitaties en gulle glimlach maken Oumi' licht. Speels zijn de anekdotes als: "Gewoon betekent in onze familie: niet verder

vragen." En: "In de taxi in Marokko mag ik niet spreken van mijn vader, dan horen ze meteen dat we buitenlander zijn en vragen ze meer geld." Vakkundig laveert Dchar russen zijn eigen strijd en het verhaal van zijn moeder. Uiteindelijk is zij het die Dchar terugstuurt naar de familie Avenier. Zij kwam naar Nederland om haar kinderen een goed leven te geven, grijp dan alle kansen, vindt ze. Nuchter zegt ze over de rol: "Er zal heus wel een Marokkaan zijn die steelt."

→ Oumi
12 april 2011 De Volkskrant

Solovoorstelling als een klein eerbetoon aan de moeder


door: Karin Veraart

Maria Goos' stuk, dat voortkwam uit een dilemma van hoofdrolspeler Nasrdin Dchar, pakt ontroerend én geestig uit Oumi

'Ik stap eruit.' Het was een moeilijke beslissing voor acteur Nasrdin Dchar. Met trots had hij Mohammed gespeeld, in het eerste gedeelte van de toneelcyclus De geschiedenis van de familie Avenier van schrijfster Maria Goos. Maar als blijkt dat in het vervolggedeelte zijn personage zich als een fraudeur ontpopt, krijgt de acteur het letterlijk benauwd. Hoe kan hij, met zijn Marokkaanse wortels, een allochtoon spelen die als een dief wordt neergezet? Dat voelt als verraad, aan zijn vader, aan dat verre vaderland. Aan het gezin dat in Steenbergen belandde, aan de ouders die elke cent opzij legden voor een huis bij terugkeer naar Marokko. Na een bedrukte zomer, hakt Dchar de knoop door: hij speelt niet mee in deel 3 en 4 van de cyclus bij Her Toneel Speelt Hij schrijft Goos en regisseur Jaap Spijkers in 2007 een brief: 'Ik stap eruit'. Nu staat Nasrdin Dchar in Oumi, een solovoorstelling die werd geschreven door Goos en geregisseerd door Spijkers. Het is een afwisselend ontroerend, geestig en relativerend stuk over loyaliteit, culturele achtergrond en familie, naar aanleiding van Dchars dilemma van toen; en over hoe hij daaruit een uitweg vond door wijze woorden van zijn moeder.

Oumi - 'Mijn moeder" in het Marokkaans - is dan ook een klein eerbetoon aan deze vrouw, zoals Goos eerder Smoeder schreef, een stuk over haar eigen (Brabantse) moeder en die van acteur Marcel Musters: liefdevol en met humor. De sfeervolle, bescheiden enscenering van Spijkers sluit daar mooi bij aan. Moeder Habiba vindt het dan bijvoorbeeld helemaal niet zo'n geweldig plan dat zoonlief zich uit de productie terugtrekt. Naar haar idee legt hij een vreemde gevoeligheid aan de dag: er bestaan net zo goed Marokkaanse fraudeurs als, zeg, Nederlandse, en waarom zou je er niet gewoon één kunnen spelen. Kom nou. Beeldvorming tot daaraantoe, maar het onderscheid tussen goed en kwaad ken je zelf het best. Voordat de moeder dit haar zoon duidelijk weet te maken, is er wel wat tijd verstreken, want oumi is wat betreft persoonlijke dingen niet echt spraakzaam, vertelt de zoon; maar op enig moment realiseert ze zich kennelijk de noodzaak tot het delen van het verleden. En zo is de voorstelling een (veelal puntig verwoord) verhaal van herinnering, verwondering, weemoed en veerkracht-ontwapenend en fris.

→ Oumi
16 april 2011 NRC Handelsblad

‘Ik mocht van mijn moeder alles vertellen op toneel’


door: Herien Wensink

Nasrdin Dchar speelt zijn moeder in Oumi, geschreven door Maria Goos. „Ik ben nu de stem van een generatie waarvan wij heel weinig weten.”

In Oumi speelt Nasrdin Dchar zijn moeder, en met haar een hele generatie Marokkaanse vrouwen. Toneelschrijfster Maria Goos schreef de monoloog voor hem, mede op basis van gesprekken die ze met zijn moeder voerde. Dchar: „Dat was zo gek, in de eerste versie sprak mijn moeder opeens gebrekkig Nederlands. Ik herkende haar daarin niet; wij spreken Arabisch met elkaar. Blijkbaar is er een verschil tussen wie mijn moeder is en hoe ze op Nederlanders soms overkomt. Dat hebben we verwerkt in de voorstelling.”

In Oumi speelt Dchar dat hij als zijn moeder enkele woorden tot buurvrouw Adri uit Steenbergen spreekt. Dat klinkt stereotiep: zo’n zangerig, simpel zinnetje, zoals je oudere vrouwen met hoofddoekjes wel hoort murmelen. Dan constateert Dchar dat buurvrouw Adri nooit zal weten wat voor prachtige zinnen zijn moeder in het Arabisch formuleert. Maria Goos beperkte het gebrekkige Nederlands tot dat ene zinnetje, en gaf haar verder een poëtische, humoristische spreekstijl – ze praat nu zoals haar zoon haar hoort.

Vooroordelen, daar begon de voorstelling voor Dchar mee. Zielsgelukkig was hij toen hij, ongeschoolde acteur van Nederlands-Marokkaanse afkomst, een rol kreeg in Goos’ De geschiedenis van de familie Avenier. Hij speelde Mohammed, een Marokkaanse gastarbeider die gaat werken bij de familie. „Ik speelde de geschiedenis van mijn vader”, zegt Dchar. „Dat was heel belangrijk voor me.”

Deel I en II waren geweldig, zegt Dchar. Maar toen Goos deel III en IV had geschreven, bleek hoe het verder ging met Mohammed: hij licht de familie op en verdwijnt met het kapitaal. Dchar kon die verhaallijn niet accepteren – „het voelde als verraad aan mijn vader.” Hij schreef een brief aan Goos en regisseur Jaap Spijkers en stapte uit het stuk. En belandde in een diepe crisis.

De gebeurtenis motiveerde Goos om een stuk over Dchar en zijn worsteling te schrijven. Ze ging mee naar Marokko en logeerde bij zijn familie. Ze dopte boontjes met zijn moeder. Dchar op zijn beurt ging op zoek naar zijn wortels, zijn familiegeschiedenis. Voor het eerst in zijn leven stelde hij zijn moeder ongeremd vragen – hoe haar leven in Marokko was, de verhuizing naar Steenbergen, waarom ze van de ene op de andere dag lange rokken en een hoofddoek droeg. Hij filmde haar tijdens twee keer twee uur interview. „Ze zat kaarsrecht, handen in de schoot, het hoofd schuin. En ze gaf overal antwoord op. Er was niets dat ik niet in de voorstelling mocht gebruiken – ik had meer schroom dan zij.”

Veertig pagina’s typte hij uit en die stuurde hij naar Goos. Op basis van die tekst en haar eigen ervaringen schreef Goos de monoloog. Dchar: „Het is heel persoonlijk. Dat maakt het spannend om dit te spelen. Tegelijk werd het na twee weken tekstrepetitie natuurlijk ook gewoon een toneelstuk, en die Nasrdin Dchar op het podium werd een personage. Ik kan de tekst nu lezen zoals ik ook Shakespeare lees.”

Hoewel: de première, vorige week, was beladen. Toen zat zijn moeder in de zaal. Ze zong en klapte mee met een religieus liedje dat Dchar in de voorstelling zingt. En nam samen met haar zoon op het podium bloemen in ontvangst. „Ik heb haar voorbereid op wat ik hier op het podium ging vertellen. Dat zijn soms pijnlijke zaken. Maar zij stemde overal mee in. Ik ben de stem van een generatie vrouwen van wie wij heel weinig weten. Mijn moeder zag in dat het goed is dat dat verhaal wordt verteld.”

Met Avenier liep het uiteindelijk goed af; na gesprekken met zijn familie besloot Dchar toch door te gaan met het stuk. „Dat van alle mogelijke verhalen over gastarbeiders precies dat over de stelende Marokkaan werd verteld – ik kon het niet accepteren. Maar mijn zus zei: „Dat van die dief, dat is maar een verhaaltje. Waar het om gaat, is die jonge Marokkaanse acteur die tussen de sterren in een grote zaalproductie staat.”

In Oumi laat Dchar het zijn moeder zeggen. „Doe niet zo stom! Er zal er heus wel eentje tussen hebben gezeten die een dief was.” Ze is trots op hem, dat hij Avenier toch heeft afgemaakt. „Het was een mooi verhaal”, zegt ze. „Wat”, vraagt hij, „van de familie Avenier?” „Nee”, zegt zij, „van mijn zoon, die acteur is geworden.”

→ Oumi
De Groene Amsterdammer 21.04.11

Marokkaans geheugenpaleis


door: Loek Zonneveld

Het verhaal kennen we voor aanvang al wel zo'n beetje, het is in de voorpubliciteit uitgebreid samengevat en gaat ongeveer als volgt. Een jonge Marokkaanse toneelspeler staat in de delen een en twee van een vierdelig toneelfeuilleton naast de acteeridolen uit zijn jongensjaren de sterren van de hemel te spelen in het personage van een Marokkaanse gastarbeider, die min of meer zijn eigen vader zou kunnen zijn. Als de tekst van de delen drie en vier ter repetitie op tafel komt, blijkt zijn karakter een gauwdief, dus ongeveer de kwadratuur van het cliché van de Marokkaan waar zelfs Wilders cum suis zich nu niet meer aan wagen. De acteur weigert de rol, stapt uit het project en raakt in crisis, ook in de relatie met zijn Marokkaanse familie, die hij een stuk slechter blijkt te kennen dan hij dacht. Met name zijn moeder, iedere moeders koosnaam Oumi, meisjesnaam Habiba, blijkt een hoop geheimen en verrassingen op de rommelzolder van haar geheugenpaleis te hebben verstopt.

De verteller is Nasrdin Dchar. Zijn verhaal is uit zijn werkelijkheid weggefabuleerd door Maria Goos. De voorstelling, effectief vormgegeven (Robin Vogel) en geregisseerd (Jaap Spijkers) heet Oumi. Iedere goede toneelschrijver exploiteert de geheimen die mensen tussen de plinten, onder krakende vloerplankieren, in kelders en linnenkasten hebben opgeborgen, met het vaste maar heilloze voornemen ze daar te laten. Zo ook Maria Goos, de vertellerskrachtpatser die alles wil weten en derhalve graag in pijnlijke open zenuwen snijdt. Tegenover de Prinzipienreiterei van haar toneelspelende protagonist Nasrdin Dchar ('het voelde als verraad aan mijn vader') plaatst zij een naar het leven getekende Marokkaanse vrouw uit een bergdorp, die haar man - niks afgedwongen huwelijk, de latere vader van haar kinderen was de liefde van haar leven - volgt naar Nederland met in haar bagage een paar meegesmokkelde geheimen en voor haar kinderen verborgen levensleugens. De teksten waarmee Maria Goos die geheimen en leugens om bestwil geraffineerd in het verhalentapijt van Dchar weeft, daar ligt de ware grootheid van dit stuk Oumi. Laat het me zo samenvatten: Habiba, de moeder van het personage van Dchar, wandelt heel wat onver-schrokkener door haar leven dan de karikaturen over 'gewone' Marokkaanse en Turkse vrouwen ons willen doen geloven. De verteller geeft hier, ook naar eigen zeggen, 'stem aan een generatie vrouwen van wie wij heel weinig weten'. Natuurlijk hadden we die vrouwen al ontmoet in de prachtige vertelvoorstellingen van (onder anderen) Adelheid Roosen, maar het is op z'n minst nieuw, en fris ook, om hun verhaal verteld te krijgen, bezien door de ogen van een Marokkaanse jongeman die over zijn eigen familie van de ene verbazing in de andere tuimelt.

Voorstellingen als Oumi (en het hier onlangs gesignaleerde De vader, de zoon en het heilige feest) verdienen het te worden gekoesterd. Ook omdat ze onder het regime van Rutte/Zijlstra/ Wilders op den duur dreigen te verdwijnen. Immers, dergelijke projecten, waarvoor door het tijdrovende, experimentele, brutale en (op) zoekende karakter het fenomeen overheids-ondersteuning-voor-kunst, ook wel subsidie geheten, ongeveer is uitgevonden, sneuvelen straks als eerste. De in Oumi tentoongespreide nieuwsgierigheid naar de drijfveren en pijn van mensen uit verre bergdorpen, die staat onder deze regering al wat langer op de nominatie om standrechtelijk geëxecuteerd te worden.

→ Oumi