fotografieElsZweerink
Maria Goos ontmoet Anniek Pheifer
Interview gepubliceerd in de NOUVEAU, 2017. (download pdf)


‘Ik kies niet meer voor veilig

In de serie ontmoetingen van Maria Goos voor Nouveau sprak de schrijfster met actrice Anniek Pheifer. Haar carrière begon waarschijnlijk al tijdens het wandelen met de hond op de hei. “het was best eenzaam, maar het is ook een heel goede basis gebleken.”


Tekst: Maria Goos
fotografie: Astrid Zuidema


Daar komt ze aan, Anniek Pheifer, een meisje van bijna veertig. Ze is een van de weinige actrices die vanaf haar afstuderen in 2000 constant werk heeft gehad. De eerste paar jaar was ze freelance. De afgelopen tien jaar is ze verbonden aan het Nationale Toneel in Den Haag. En daar gaat ze nu weg.

Hoe komt een meisje uit Veenhuizen erbij dat ze in Amsterdam naar de toneelschool wil? “Mijn moeder speelt bij het amateurtoneel en die heeft het bij mij altijd wel gestimuleerd om zo veel mogelijk te gaan zien. Dan ging ik met een vriendinnetje naar de schouwburg. Dat vriendinnetje zat na de eerste akte al te slapen. Dat had ik niet. Ik vond alles mooi. Toen ik thuis zei dat ik misschien wel naar de toneelschool wilde, zei mijn moeder meteen gretig: ’Dat kan, dat kan, dat is een mogelijkheid, dat moet je doen!’ Zij heeft me er ook op gewezen dat er in Groningen een vooropleiding van de toneelschool was. Dat heb ik een jaar gedaan tijdens mijn derde jaar vwo. Maar tussen iets willen en het ook echt doen ligt vaak nog een hele weg. Het eerste wat we op die vooropleiding deden, was een improvisatie. Ik weet niet meer wat we improviseerden, maar ik weet wel wat ik voelde: sensatie, spanning! Dat je voelt dat je richting kunt geven aan een verhaal. Dat je iets in beweging kunt zetten. Dat je uit niets iets kunt maken. Ik had in die improvisatie gehuild en ik had dat ook weer kunnen stoppen. Nou, dat was geweldig! Dat gaf me wel de moed om auditie te doen voor de toneelschool.”

Daar ging je dan. Achttien jaar, uit Veenhuizen naar Amsterdam. “Veenhuizen is een dorp waar duizend mensen wonen. Totdat ik naar Amsterdam ging, was er daar niet veel meer dan de hond en de hei. Ik geloof dat ik daar geleerd heb om het uit mezelf te halen; uit mijn eigen geest, mijn eigen fantasie. Het was best eenzaam, maar het is ook een heel goede basis gebleken.”

Is de praktijk geworden wat je dacht of hoopte dat het zou worden? “Ik was in Amsterdam meer bezig met het gegeven dat er een Leidseplein was en een Rembrandtplein. Ik heb eigenlijk niet zoveel gehad aan de toneelschool. Ja, wel íets natuurlijk, maar het echte spelen heb ik in de praktijk geleerd door elke avond naar de mensen te kijken met wie ik op het toneel stond; Ariane Schluter, Lou Landré en de regisseurs, de schrijvers met wie ik heb gewerkt. Van hén heb ik het geleerd.”

Je bent vaak te zien in het improvisatieprogramma De Vloer Op. Je houdt van improviseren, zei je. Dus je vond dat niet eng? Ze kijkt me met grote schrikogen aan en deinst achteruit in haar stoel. “Verschrikkelijk eng! Het engste wat ik in mijn leven gedaan heb. De eerste keer dat ik zou gaan, ben ik er een week ziek van geweest. Als ik eraan dacht, ging ik al zweten, kon ik niks meer eten… Er zit publiek bij en er staan camera’s op je gericht. Mijn angst was, dat ik dicht zou slaan, dat iedereen zou denken: die kan het niet, die heeft helemaal geen fantasie. In de kleedkamer ging ik naar Pierre (Bokma, MG). Ik zei: ‘Pierre, ik ben bloedzenuwachtig.’ Ik hoopte dat hij zou zeggen dat het allemaal heel erg mee zou vallen, maar dat zei hij helemaal niet. Hij keek me geïrriteerd aan en zei: ‘Hoezo! Je bent toch actrice? Dan kun je dit toch?’ Toen vond ik het nóg veel enger. Toen ik er uiteindelijk stond, ging ik puur op adrenaline en de paniek maar iets doen. Meestal is het eerste wat komt een soort grap, een relativering. En als je dan voelt dat het publiek even lacht, dat je een goede voorzet hebt gegeven, dan gaat het wel.”

Is het een romantisch vak? “Hoe bedoel je, ‘romantisch’?”

Nou, de mensen met wie je werkt – dat is nogal intiem. Ze zijn geen familie, maar ze zijn wel heel vertrouwd. “Ja. Dat moet. Die vertrouwdheid moet er zijn. Anders werkt het niet. En we lachen heel veel. Je hebt je lievelingen, bij wie je graag zit tijdens de lunch. Bij mij zijn dat de jongens van de techniek. Daar ben ik dol op. Die ‘niet lullen maar poetsen’-mentaliteit. Gerrit bijvoorbeeld, die werkt al vanaf zijn zestiende bij het Nationale Toneel, die praat de hele dag door plat-Haags, kent iedereen. Daar hou ik heel erg van. En je hebt collega’s met wie je heel persoonlijk bent. Ja, in die zin is het wel familie. Je hoort van elkaars sores, je ziet elkaars blote kont, je ziet elkaar lelijk spelen en zoeken en knokken. In die zin is het een heel romantisch vak, ja. Het theater is een plek waar je troost kunt vinden als toeschouwer. En voor ons een plek om te laten zien hoe wij erover denken. Dat je dat samen doet, dat is heel romantisch, ja.”

Vind jij jezelf een artiest? “Ja!” En dan volgt er een enorme schaterlach.

Maar je hebt tien jaar bij het repertoiretoneel gezeten. Dan ben je uitvoerder van de ideeën van anderen; de schrijver, de regisseur. Vind je dat niet lastig? “Weet je, voor de grap heb ik vorig jaar een paar maanden verlof opgenomen. In die tijd heb ik met twee collega’s, Vincent Linthorst en Mark Rietman, een voorstelling gemaakt voor De Parade die niet per se heel goed was – het rammelde aan alle kanten –, maar die sensatie was er weer: van het zelf maken en zelf uitvoeren. Als actrice ben je inderdaad heel dienstbaar aan de ideeën van anderen. Dat is inherent aan het vak. Ik voel me na tien jaar bij hetzelfde gezelschap soms een golden retriever die steeds de geworpen bal moet terugbrengen. Ik blijk toch ook een maker te zijn; iemand die eigen ideeën wil vormgeven, die zelf voorstellingen wil maken. Dus ja, dan moet je uit de veiligheid weg.”

Wanneer nam je het besluit om op te stappen? “Ik las een interview van mezelf terug van een paar maanden geleden. Daar stond: ‘Ik voel me op mijn plek en ik voel me veilig bij het Nationale Toneel. Het is een veilige omgeving waar ik me kan ontwikkelen.’ En toen dacht ik: dit zei ik in 2005 ook al. En we zijn nu meer dan tien jaar verder! Die veiligheid kreeg ineens iets beklemmends. En daags nadat ik dat interview teruglas, overleed Bowie; ik zag een filmpje waarin hij zei dat een artiest nooit voor de veiligheid moet kiezen. Daarmee was de beslissing om ontslag te nemen, genomen. Ik heb er ook elke dag een beetje spijt van, want er gaat nu heel veel openbreken bij het Nationale Toneel met veel nieuwe makers, maar ja. Als ik nu niet ga, dan ga ik nooit meer.”

Je hebt een jong gezin. In die situatie lijkt het me niet gemakkelijk om een vast contract op te zeggen zonder dat je zicht hebt op ander werk. “Ik dacht vanochtend eventjes: als het niet werkt, dan kan ik altijd nog een bericht op Facebook zetten dat ik dringend werk zoek. Pakketjes rondbrengen of zo. Maar ik maak me er niet echt zorgen over. Ik maak me niet zo snel zorgen. Het zal ook veel oplossen. Mijn man René is ook acteur. Ons leven is een soort sudoku die we elke dag moeten oplossen. Er komen veel oppassen aan te pas. Mijn jongetjes zijn nu zes en negen. Het is heel vaak gebeurd dat ik ze uit school kon halen en dat dan na een kwartier de oppas er was, omdat ik de bus in moest om ergens in het land te gaan spelen. Ik wil niet dat ze over tien jaar zeggen: ‘Ik heb mijn moeder nauwelijks gezien toen ik kind was.’”

Dus weg vaste baan. En nu? “Ik heb honderd ideeën voor voorstellingen. Dit gevoel van zelf maken is helemaal losgekomen door die Parade-voorstelling. Daarvoor was ik toch vooral bezig met goed leren spelen. Maar nu ik daar wat zekerder over ben, komt dat andere los. Ik zou samen willen maken, willen schrijven, ik zou ook willen vormgeven, een atelier willen hebben, maar ik doe het tot dusver niet.”

Als je vertelt over hoe jij een rol benadert, dan klink je heel erg als een maker. “O ja?”

Zo gauw je gaat lezen, begint er bij jou al een idee te ontstaan over hoe jij het zou willen spelen, zei je toch? “Maar… dat hoort toch bij ons vak?”

Ik ken heel veel acteurs die helemaal geen eigen idee hebben over hoe iets te spelen. Die wachten tot ze horen hoe een regisseur het wil hebben. “Wat een regisseur wil, kan soms heel erg verschillen met wat ik wil. Soms is dat heel inspirerend. Dan denk je: o jaaa, wat jij wilt, is nóg leuker. Of het slaat dood en dan heb je pech.”

En dan? “Dan moet je knokken. Dan moet je ertegenin, tot op zekere hoogte. En daar ben ik weleens te ver in gegaan. Toen is er wel geroepen: ‘Ho stop! We doen het op deze manier en dat is niet de jouwe.’ Dan moet je buigen.”

Ga je nu zelf producties maken? “Ik beloof nu, en hierbij staat het op papier, dat ik mezelf de komende tien jaar gun om elke dag ten minste een kwartier te schrijven. Ik weet niet of ik schrijver ben, maar ik weet wel dat áls ik het doe, dat het dan gaat. Dan begin ik met een zinnetje en vervolgens komt er een vliegwiel in beweging. Het is improviseren op papier.”

Wil je jezelf in beweging zetten? “Ja, ik geloof wel dat ik dat wil. Ik wil dingen gaan proberen. Niet alles zal lukken, maar dat hoort erbij. Als je maar weet waar je naar op weg was. Als je maar niet vergeet wat je aan het proberen was.”

Het lijkt of je jezelf aan het loswrikken bent. “Ja. Ik zou onafhankelijker willen zijn. Geen vaste baan, geen hypotheek. Je moet weg kunnen wanneer je dat wilt. Ik wil mijn zelfstandigheid behouden. Zo ben ik opgevoed. Mijn man René en ik hebben een paar jaar geleden een huis gekocht, maar dat zou ik nu niet meer doen. Ik zou nu gaan huren en heel veel spullen wegdoen. Vrienden van ons hadden een cadeautje meegebracht voor onze kinderen. Het was een tweedehands houten autootje. Dat vond ik zo goed. Maar om dan zelf een tweedehandsje te geven, dat durf ik dan niet. Associatie met gierig en zo. Dat wil je niet. Onzin natuurlijk.”

Je hebt altijd geweten dat je je eigen geld zou verdienen? “Al zou ik met de CEO van Shell getrouwd zijn, dan nog zou ik mijn eigen geld verdienen. Het klinkt heel erg wat ik nu ga zeggen, en ik wil het ook helemaal niet, maar ik vind wel dat je zo moet leven, zo in een relatie moet staan, dat je altijd weg kunt. Je moet altijd voor jezelf kunnen zorgen en niet te veel vast zitten aan spullen. Weg met die spullen.”

Wat doe jij voor een betere wereld? “Ik geef aan verschillende goede doelen, maar als er een collectant voor de deur staat, dan doe ik niet open. Ik heb nu een broek aan van Floortje Dessing, eerlijke broek, maar dit truitje… Daar hebben waarschijnlijk zielige kinderhandjes in India aan moeten werken. Ik heb een percolator om koffie te zetten, tegelijkertijd staat er een espressoapparaat, want dat is toch handiger als je even snel een espressootje wilt trekken. Zo gaat het bij mij. Het is moeilijk. In onze wereld met al die reclame zijn we gaan denken dat het van wereldbelang is om spullen te hebben, jong te blijven, mooi te zijn; blèèèh.”

Als je heel veel geld zou kunnen verdienen met een reclame, bijvoorbeeld voor een merk als L’Oréal..? Ze lacht en klapt in haar handen. “Dan zou ik dat natuurlijk wel doen. Dan kan ik dat atelier kopen en ik zou me ook gestreeld voelen als ze me zouden vragen, want ik ben toch ook veertig. Zo dubbel sta ik erin. Ons wordt helemaal niet meer geleerd om de dingen te doen waar je echt gelukkig van wordt; een vuurtje maken, een huisdier hebben en echt contact hebben. Samenzijn met mensen van wie je houdt…”

En kunst? Kan kunst iets bijdragen aan een betere wereld? “Kunst is van levensbelang. Die leert je anders kijken. Niets anders doet dat zo, behalve een huisdier.”

Doordat ze het woord ‘huisdier’ een paar keer gebruikt, lijkt ze soms nog heel erg op dat meisje, denk ik. Dat meisje dat met de hond over de hei bij Veenhuizen wandelde en ervan droomde om actrice te worden. Ze is een heel eind gekomen. En we gaan nog van haar horen. Anniek Pheifer. Onthoud die naam.





ANNIEK IN HET KORT
Anniek Pheifer (39) speelde al in vele tv-series, nu in Bitterzoet, en films, recentelijk nog in Hartenstrijd. Ze won in 2015 de Mary Dresselhuys Prijs. Tien jaar lang speelde zij bij het Nationale Toneel. Ze is getrouwd met acteur René van Zinnicq Bergmann. Samen hebben ze twee zonen, Willem en Douwe.