fotografieElsZweerink
Engel Andrea (nr 8)
Ik heb het leven aangepast. De laptop mag niet meer vrij door het huis bewegen. Hij blijft in de werkkamer. 's Avonds en in het weekend kom ik daar niet meer, in die werkkamer. Voor het eerst sinds jaren lees ik weer. Of het daardoor komt, of door de acupunctuur, of door iets anders, dat weet ik niet, maar mevrouw Ménière houdt zich rustig. Ze pruttelt en zeurt een beetje, maar krijst en gilt al weken niet meer. Dus dacht ik: ‘Laat ik weer ‘es naar het nieuws luisteren, dat kan wel weer.' Jongen door zijn hoofd geschoten, 23 jaar. Eén van de redenen om twee kogels op hem af te vuren, was dat hij op de vraag of ie soms doof was, met ja had geantwoord. De jongen had niet gelogen, is hardhorend. Meteen de radio weer uit. Bach opgezet. Soms lijkt het leven niet meer te doen. Ergens aan vasthouden. Niet aan een god, liever aan een mens. Al die mensen die ik nooit ontmoet heb maar die mij geschreven hebben met adviezen over hoe om te gaan met de ziekte van Ménière. Denken aan het echtpaar in Limburg, dat al een MRI-scan voor me geregeld had, voor als het hier niet zou lukken.

Denken aan Andrea. Zij was de reden dat ik me wilde inzetten voor een beleidsverandering bij Artsen Zonder Grenzen. Topmanagers zouden hun kennis moeten gaan aanwenden voor moeilijke projecten zoals het aidsproject in Zambia, dat ik afgelopen juni heb bezocht. Uitgerekend tijdens een vergadering bij Artsen Zonder Grenzen kreeg ik op 12 augustus mijn eerste Ménière-aanval, waardoor mijn linkeroor een gehoorverlies heeft van 35 procent. Sorry Andrea, ik heb me moeten terugtrekken.

Andrea Riedel is een vijftigjarige arts en psychoanalytica. Ze had een heel drukke praktijk in Oostenrijk. Ze werkt sinds anderhalf jaar voor Artsen Zonder Grenzen. We hebben samen 1200 kilometer in een jeep gezeten en op één kamer gelogeerd. En mijn vraag was: "Waarom doe je dit Andrea?"
Ik wilde nog wat doen in mijn leven, iets zinnigs. Als ik het goed regel, dan kan ik tussen de missies door een half jaar leven van wat ik gespaard heb. In dat half jaar leef ik heel sober en doe helemaal niks, want dan ben ik uitgeput. Ik werk hier zes dagen per week, twaalf uur per dag. Ik heb niet het idee dat ik hier levens red, hooguit verleng ik enkele levens. En daar doe ik het voor. Ik werk niet voor de statistieken. Als ik me daar op zou richten dan is mijn conclusie dat we er mee op moeten houden. Wat we bereiken is statistisch gezien marginaal. Het is vrij hopeloos en juist daarom heb ik besloten om hier nog langer te blijven. Weet je, het grote verschil tussen mij en de mensen die statisieken bekijken is dat ik elke dag in de ogen van patiënten kijk. Dat maakt alles uit.

We hebben hier met grote problemen te maken. Bijvoorbeeld het koloniale tijdperk; dat is allang voorbij, maar nog niet vergeten. Je wordt hier niet met open armen ontvangen. Ze hebben ons hier nodig, ze zijn afhankelijk van ons. Om te overleven moeten de mensen hier kiezen voor onze methode en dat betekent dat ze dan niet kiezen voor hun eigen traditionele dokters. Dat is een heel erg moeilijke keuze tussen loyaliteit en pragmatisch denken.
Veel van mijn patiënten zien op hun sterfbed niemand meer. Ze worden uit de gemeenschap verstoten.
Soms maak je iets mee dat hoopgevend is, bijvoorbeeld het dorpshoofd dat vorige week getest wilde worden en die er specifiek om vroeg dat onze MSF(Médecins sans Frontières)-auto voor zijn hut geparkeerd zou worden zodat iedereen het zou zien. "It will be good advertisement for you."
Ik kan eigenlijk inmiddels heel goed werken onder moeilijke omstandigheden. Ik ga elke dag met plezier naar mijn werk, maar pas is er iets gebeurd wat me diep heeft geraakt. We hadden een patiënt in het ziekenhuis liggen, een heel sterke man. Hij reageerde extreem allergisch op de aidsremmers. Hij zat onder de blaren die opengesprongen waren. Niemand bezocht hem meer. Op een bepaald moment kwam ik erachter dat hij ook door de nationale staf van het ziekenhuis buitengesloten werd. Ze wilden hem niet aanraken, niet zien. Ze gaven zijn morfine aan andere patiënten. Hij stierf en dat was niet nodig geweest. Hij is niet gestorven door gebrek aan medicijnen, maar door gebrek aan menselijkheid. Dat dàt door professionals kwam, is onacceptabel. En dat gesprek ga ik morgen hebben. Ze bestaan. Engelen. Veel aan denken.