|
STIL (nr 37)
Het ging zo goed. Het was zo heerlijk. In bed liggen en horen dat het stil is. Stilte is niet hetzelfde als geen geluid. Als een schouwburg vol mensen geconcentreerd naar een toneelstuk kijkt, dan is stilte opwindend. De stilte in een stadion wanneer er een overleden voetballer wordt herdacht is ontroerend. Die paar minuten stilte op vijf mei kunnen een plek in de stad vijftig jaar terug in de tijd slingeren. De stilte in de nacht, als de balkondeuren openstaan is zwoel. Sinds ik maandenlang met een hoge piep in mijn hoofd heb rondgelopen, is stilte een diep en intens geluk. Nooit geweten dat je in stilte kunt zweven. Dat het je kan optillen. Dat je er een onderdeel van kunt worden. Dat het je kan leiden naar het geruis in de populieren, naar het gefladder van de duiven in de berk, naar wat geritsel onder de weigelia. Hopen dat ik niet in slaap val, hopen dat ik nog een uurtje mag luisteren naar alles dat is. De ademhaling van man, het geknor van hond, mijn eigen ademhaling, mijn bloed dat stroomt, mijn hart. En boven de meisjes weten, slapend. In die stilte liggend, kwam de ontdekking dat donker ook iets anders is dan gebrek aan licht. Donker is rust voor je ogen. Donker in de stilte maakt al het andere wakker: je huid gaat kijken, je handen, alles kan kijken, alles kan zien. Zo goed ging het. En wat is het dan toch, de demon van de ingesleten gewoonte, waardoor ik het zelf weer verpest. Want het gaat goed. Geen piep meer in hoofd. Dus eindelijk die scripts eens lezen die al een half jaar op een stapel liggen en daarna naar een receptie, want dat wordt op prijs gesteld en naar een presentatie van jong schrijftalent, want dat is zo interessant. Dus ook naar een feestje, kan best! En daar dan een beetje halfslachtig aanwezig staan te staan. Dit is toch mijn leven? Dit is toch leuk? Dit is toch ontspanning? Wat een leuke mensen allemaal! Daar sta ik toch maar mooi tussen. En niet thuis gaan eten, dat is een belediging voor al die heerlijke restaurants waar ik langs fiets, even iemand bellen die ook van lekker eten houdt en daarna… god… wat woon ik toch in een heerlijke stad… Ik kan al die cafés toch niet zomaar aan de kant van de weg laten staan? Dus hup fiets tegen hek. Jongens, ik ben er weer! En nu ik jullie toch even spreek: ik heb een idee voor een televisieserie. De titel is Endemol Farm. En we nemen alle dieren uit het boek van Orwell als uitgangspunt voor de karakters, zodat Linda kan zeggen: "All endemols are equal, but some endemols are more equal than other endemols". Leuk toch? Zullen we daar morgen nog eens over praten? Lunchen? En daarna even dat nieuwe stuk zien en daarna even… de piep is weg! Joepie, de piep is weg! Straks uitgever bellen. Dat ik toch wel iets aan publiciteit kan doen. Kan best. Dan moet ik alleen nog eerst even… en dan begint de ellende. Dan zijn mijn dagen vol voor ik het weet. En ondertussen knaagt er een klein monster aan de trilhaartjes in mijn slakkenhuis: je schrijft niet, je schrijft vandaag weer niet, net zoals je gisteren niet hebt geschreven en morgen ook niet zal schrijven, want morgen ben je moe en je moet ook nog ergens naartoe, net als overmorgen trouwens. En eigenlijk kun je ook helemaal niet schrijven, want anders deed je het wel. Een echte schrijver schrijft namelijk. En denk maar niet dat je er nog langer mee wegkomt, want je gaat door de mand vallen. En dan gaat iedereen zeggen dat je het niet kunt en eigenlijk nooit gekund hebt en dat is allemaal je eigen schuld. En dan is het niet meer terug te draaien. Dan neemt de druk in mijn hoofd toe, mijn oren doen het niet meer, de piep, of zware bromtoon, vult mijn hoofd… dan val ik neer, kotsen, en te laat herinner ik me dan weer wat iemand me schreef: "Ménière is je ziel die roept, luister ernaar!" En mijn ziel moet mijmeren en schrijven. En dan een beetje ontspannen! En alles op elkaar afgestemd, en binnen redelijke proporties. O, verrukkelijke onmatigheid, verrukkelijk te veel van alles… het is voorbij. En het geeft niet, want dat nieuwe geluk, dat is ook prachtig en heerlijk en zorgt ervoor dat ik weer schrijf. Maar het is allemaal wel wennen. Het is nog wel een beetje griezelig, dat stille geluk. |
|
|