|
TEGENVALLER (nr 36)
Ik weet niet hoe het komt, maar ik ga steeds beter zien wat ik allemaal níet kan. Een tragedie schrijven, dat kan ik niet. Ik kan wel over ernstige dingen schrijven en over serieuze zaken, maar niet een hele televisieserie of een heel toneelstuk lang. Gevoel moet meanderen, niet stollen, daar hou ik als kijker niet van en ook niet als maker. Een serie schrijven zoals de Amerikaanse sitcom Friends, met in elke aflevering wel tien ontzettend geestige reacties die altijd weer anders en beter zijn dan ik ze bedenk, dat zit er niet in. Ja, Friends wordt volgens Amerikaans concept geschreven, met tientallen schrijvers en met specialisten voor elk onderdeel: karakterspecialisten, plotspecialisten en comedyspecialisten, maar toch, iemand verzint het toch maar. Zou dat in Nederland ooit nog eens van de grond komen, zo'n televisieseriecultuur? Het vereist visie van iemand met liefde voor drama. En bovenal vereist het een investering. Je moet als televisieproducent zoiets durven laten groeien. Je moet net zo lang zoeken tot je de ideale samenstelling van schrijvers hebt. Je moet durven zeggen: "We trekken er een jaar voor uit om de perfecte combinatie van schrijvers te vinden. We gaan breedschalig zoeken, dus ook onder de romanciers en de cabaretiers." Ik zie dat voorlopig niet gebeuren, eerlijk gezegd. En dan nog: zou ik daar een onderdeel van uit kunnen maken? Kan ik dat? Een prachtige roman schrijven, zoals De helaasheid der dingen van Dimitri Verhulst, kan ik niet. Of wil ik het niet? Het lijkt me zo eenzaam, een boek schrijven. Een zaal met lachende mensen, dat is toch zoiets moois. De momenten dat ik ergens in een schouwburg achter een gordijntje of op een gang zo'n lach als een vloedgolf door de zaal hoorde trekken, die horen toch wel bij de gelukkigste momenten uit mijn leven. Dikwijls achter zo'n gecapitonneerde klapdeur staan dansen van geluk. Ze lachen! Ze hebben het leuk! Geweldig! En als ik het op dezelfde avond dan ook nog eens mocht meemaken dat ik een halfuur later achter diezelfde deur stond te luisteren en dat het dan zo stil was dat het leek of er niemand meer in de zaal zat. Ja, dan moest ik wel eens huilen van geluk, ja. Dat achthonderd volwassen mensen, stil als kindjes op schoot bij pappa die voorleest, zo lief zijn om mee te gaan in iets wat allemaal maar illusie is. Dat geeft de mooiste diepste stilte die er bestaat. Zou het door die momenten komen dat ik even niet zo goed meer durf te schrijven? Dat ik even denk: 'Het stelt allemaal niet zo heel veel voor op de keper beschouwd?' Omdat ik maar beter niet te veel van mezelf kan verwachten, want het kan alleen maar minder worden dan het de afgelopen tien jaar was? Het voorwoord in Dimitri zijn prachtboek is dit: "Het verbaasde me dat je daaraan je leven kon wijden: de wereld nabootsen en daar niet helemaal in slagen. En wanneer je er wel in slaagt, voeg je slechts het vergankelijke aan het vergankelijke toe. Dat wat je niet kunt krijgen aan dat wat je niet hebt." Het is een fragment uit Meesters en knechten van Pierre Michon. Het verwoordt prachtig de beperking van de dramatische kunst. Nou, lekker weer. Is dit nu dat writer's block waar ik zoveel over gehoord heb en waar ik nog nooit last van heb gehad? Ik ben niet geblokkeerd, althans, niet in mijn hoofd. Plannen te over. Als ik nu begin met flink hard werken, als dat ooit nog eens zover mocht komen, dan ben ik over acht jaar klaar met het uitwerken van mijn ideeën die ik nu heb voor toneelstukken, films en televisieseries. Als ik daarmee klaar ben, ben ik 58 jaar. Als ik gezond blijf, als mevrouw Ménière haar kop eens zou willen houden, dan schrijf ik daarna misschien nog eens vijftien jaar. Dan ben ik in de zeventig. Wat kan een mens nu in vijftien jaar schrijven. Zo weinig. Minder dan ik tot nu toe gedaan heb, als ik de jaren van oefenen even niet meereken. Ook al zo'n vrolijke gedachte. Als zo vaak is er maar één oplossing voor al dit getob: schrijven. Datgene gaan doen waar ik nu zo voor wegren. Niet panieken, niet piekeren, gewoon pen en papier pakken en fijn op een bankje in het park gaan goochelen met de zesentwintig letters. En misschien toch maar een paar spandoeken laten maken om op de schouwburgen te hangen met de tekst: 'Het valt tegen. Ik zeg u nu al: het valt tegen'. Is het niet voor het publiek, dan toch voor mezelf. 'Het valt tegen.' Dominee Gremdaat zou zeggen: "Kent u die uitdrukking?" |
|
|