fotografieElsZweerink
Engelen (nr 35)
In films worden de scharniermomenten in een mensenleven, de momenten waarop er een engel voorbij vliegt, vaak vertraagd weergegeven. In het echte leven onderscheiden deze momenten zich niet zichtbaar. Niet te filmen.

Als in 1975 de cursus schilderen bij creatief centrum De Beeldenaar niet vol was geweest, als de receptioniste mij niet terug had geroepen met de woorden: "Maar er is nog wel plaats bij de workshop dramatische expressie", dan was ik waarschijnlijk teruggegaan naar het café waar ik net vandaan kwam. Was ik dan voor de rest van mijn leven aan de bar hangend, blijven drinken met de Bredase wilden? Ach nee, er was denk ik nog wel een paar keer een engel voorbijgevlogen. Maar misschien wel pas nadat er kinderen waren gekomen van de verkeerde man. Misschien wel pas nadat het niet bij die ene keer een gebroken neus was gebleven.

Die workshop was het begin van een nieuw leven. We renden in maillots door de ruimte, het kleine Chinese vrouwtje, de striptekenaar, de jonge homo, de twee huisvrouwen, het dromerige beeldschone meisje, de kleuterjuffrouw, de jongen op zoek naar een meisje, en ik. We zwommen als drenkelingen over het linoleum, we lagen als een eitje in een pannetje kokend water het heel heet te hebben, we waren kinderlijk vrolijk.
Maar op die maandagavond na, de workshopavond, bleef het leven richtingloos. Ik verkocht tweedehands kleding, meubelen en sieraden in een klein koud winkeltje. En toen kwam ze binnen. Ze zocht een jurk voor haar vriendin. Ze woonde in Maastricht en zat op de toneelschool. Ik vertelde van die workshop met die drenkelingen en die eitjes. Dat vond ze interessant en waarom ik geen toelatingsexamen deed voor de toneelschool. Zij zou zorgen dat er aanmeldingsformulieren gestuurd werden, en ze zei dat ik NIET moest kiezen voor de acteursopleiding, daar leek ik haar te eigenwijs voor. Ik moest de docentenregieopleiding gaan doen en als ik dan aangenomen werd dan kon ik na een jaar haar kamer overnemen, want dan ging zij net van school. En weg was ze. Dat was engel twee.

Een week later had ik met bonkend hart de aanmeldingsformulieren ingevuld. Mijn toenmalige vriend zou de brief posten. Hij moest toch langs de brievenbus. (Logisch want op weg naar een café komt een mens altijd wel langs een brievenbus.) Een maand later vond ik in de binnenzak van zijn leren jas (wat ik daar zocht is een ander verhaal), de envelop met de aanmeldingsformulieren. Alles verloren. Alles voorbij. Te laat. Eigen schuld. Maar toen wel besloten: weg bij deze man. Weg hier. Nu!

Om een lang verhaal kort te maken: ik kwam op het secretariaat van een, naar al gauw bleek, niet bestaand theatergezelschap terecht in Brussel. Ik leerde in die stad Raymond van het Groenewoud kennen die mij meenam naar een van zijn optredens en daar voor mij zijn nieuwe lied zong Maria, ik hou van je. Na afloop in de kleedkamer viel ik in een knallende ruzie tussen Raymond en zijn toenmalige vriendin die onverwacht was langsgekomen. Enfin. Vlaamse rock & roll. Vijfentwintig jaar later hoorde ik dat Raymond dat 'nieuwe lied' allang op zijn repertoire had staan, lang voor hij mij kende. Maar toch. Die avond was het lied voor mij. Het was het hoogtepunt van een verder treurig, en eenzaam en heel belangrijk jaar voor ik dan eindelijk toch toelating mocht doen voor de toneelschool.

Ik werd aangenomen en ik kreeg de kamer van mijn engel. Het was de mooiste kamer op de mooiste plek van Maastricht. Een jaar later tikte mijn medestudent Gijs Scholten, midden in de nacht, aan mijn raam, op één hoog. Hij stond op de schouders van Willem van de Sande, om mij door mijn raam een gin-tonic aan te bieden. Zij hadden in de kroeg gezeten. Ik niet. Omdat ik niet wist hoe ik daar moest reageren op de aanwezigheid van Peter Blok die ik leuk vond. Maar leuk op een manier die mij verwarde: ik voelde me thuis bij hem. Dat kan een ongemakkelijk gevoel geven als je het niet kent.

Een week later ga ik toch naar onze kroeg. Een avond lang voel ik zijn aanwezigheid, maar sta ik met mijn rug naar hem toe. Ik zie hem vertrekken, met grote passen loopt hij het café uit. Hij slaat de deur hard achter zich dicht.
Staat er een meisje op. Ik ken haar. Ze was een tijd verliefd op Peter, weet ik. Ze houdt de deur wijd open en trekt me naar buiten. Het glas calvados in haar hand vangt goudgeel licht, weet ik nog. Ze zegt: "Ga nu naar hem toe. Ga! Nu!" En ik ging. En ben nooit meer bij hem weggegaan. Dat meisje met die calvados, dat was engel drie.