|
Van Aarts en Cats (nr 15)
'Wie staan er op jouw lijstje van mensen die je sterk beïnvloed hebben?' Dat vroeg mij een goede vriend. Op zijn eigen lijstje stonden Laurel & Hardy en Hitler. Het is dan ook een beetje een rare vriend. Op mijn lijstje staan twee docenten Nederlands. Mevrouw Van Aarts was een dame van middelbare leeftijd die eruit zag als Margaret Thatcher, maar dan met een bloedrood geverfd, koket mondje en met prachtige dertigerjaren pumps, waar haar te dikke voetjes wulps uit bloesden. Ik was dertien toen ik tijdens haar les een spreekbeurt hield over het impressionisme in de schilderkunst. Tot mijn schrik was ik na tien minuten al uitverteld, maar de spreekbeurt moest minimaal twintig minuten duren anders kreeg je een onvoldoende. Zij zat achterin de klas en ik zat op haar stoel, achter haar bureau, op de verhoging, naast het schoolbord. Om de tijd te vullen begon ik er maar een beetje op los te fantaseren. Ik wou dat ik het nog wist, wat ik toen zei. Het moet over schilderen en impressionisme zijn gegaan, of misschien ging het over het privéleven van Vincent van Gogh. Ik weet nog wel dat zij, met haar bloedrood geverfde mondje in het witte gezicht, over het tafeltje gebogen, mij met grote ogen zat aan te staren en dat ik daar een opgewonden gevoel van kreeg. Door dat gevoel deed ik er nog een schepje bovenop en heb ik lichtelijk geëxalteerd over 'kunst' verder gefantaseerd tot ver over de verplichte minimumtijd van twintig minuten en dat werd mij door de klasgenoten niet in dank afgenomen. Op zo'n vijfentwintig gezichten zag ik dezelfde expressie: 'aanstelster'. Kon me even niet schelen. Zij, daar achterin de klas, zweepte mij op tot deze aanstellerij en het voelde geweldig. Ik kreeg een negen en ze fluisterde: 'Als je in de toekomst spreekbeurten moet houden, doe het dan altijd over kunst.' Zij en ik zaten vanaf toen in een verbond. Ik weet niet in welk verbond, maar ze had iets gezien in mij wat nog niemand gezien had. Ik wist niet wat het was, maar het was hoopgevend. Een paar jaar later kreeg ik op de HAVO meneer Cats als docent Nederlands. Meneer Cats had het lef om op een school waar voornamelijk links tuig terechtkwam, rond te lopen in een ribfluwelen knickerbocker met daaronder rode kniekousen met idiote kwastjes, en daaroverheen een groene jagersjas. Meneer Cats was van de VVD. En dat was toen, op die plek, bijna net zo erg als lid zijn van de Ku Klux Klan. Meneer Cats was niet mijn vriend, maar godallemachtig, wat hield die man van taal. Of het nu Elsschot was, of Hermans, of Wolkers, of Bredero, of Vinkenoog, Cats besprak hun werk met grote passie. Door de klas banjerend, in die idiote knickerbocker, met een stem die ineens hoog kon uitschieten maakte hij ons duidelijk dat het een verschil is of een schrijver een jongen bij een meisje voor de deur laat staan met een bos rozen of met een bos tulpen. Dat dat iets zegt. Dat daar door de schrijver over nagedacht is. 'Gevoel. Taal is vormgegeven emotie.' Een van de laatste proefwerken die hij ons, voorafgaande aan het landelijk examen, mee naar huis gaf was van een grote onbegrijpelijkheid. De vragen die hij over de tekst stelde waren onnavolgbaar. Vragen als: "Is ontleding van deze zin te ontleden?" brachten ons flink van ons stuk. Mijn buurjongen en ik wisten dat we allebei een één voor dit proefwerk zouden krijgen, dus we hadden niets te verliezen. Op mijn kamertje draaide hij een flinke joint en begon toen aan de antwoorden. Ik begon er maar flink op los te fantaseren, en hoopte dat meneer Cats er af en toe om zou kunnen lachen. Heel de klas kreeg een onvoldoende behalve wij. Wij kregen ieder een negen. Toen er vanuit de klas om een verklaring werd gevraagd (niet door mijn buurjongen en mij) antwoordde Cats: "Dit was een compensatietest. Hierin heb ik het niet testbare getest. En verder heb ik geen enkele behoefte mij nader te verklaren." Dit heeft een onuitwisbare indruk op mij gemaakt. 'Het niet testbare testen.' De werkelijkheid bleek ineens op verschillende manieren te beoordelen en te benaderen. Dat schiep een wereld van mogelijkheden. Het gaf mijn denken meer vleugelslag. De beschaving van een land kan gemeten worden, zegt men, aan de hand van hoe men met zijn gevangenen omgaat. Mag ik daaraan toevoegen dat beschaving ook te meten valt aan de hand van hoe men het onderwijzend personeel salarieert? Volgens die maatstaf zijn wij een heel, heel erg onbeschaafd land. |
|
|