|
BLAUWE ENVELOPPEN (nr 10)
Als je blauwe enveloppen toegestuurd krijgt, dan weet je dat je meedoet. Al is alles mislukt in je leven, al ben je niet een vrij kunstenaar geworden zoals je held Erik in Turks Fruit, maar een reeds kalende vervroegd uitgetreden puntlasser met lage rugklachten, al heb je nooit in een Shakespeare gestaan, niet eens als souffleur bij het amateurtheater, maar loop je daarentegen wel in een pretpark op de even dagen in het pak van Knabbel en op de oneven dagen in het pak van Babbel, (anders wordt het zo eentonig) het geeft niet, je doet nog steeds mee, zolang er maar een blauwe envelop op je deurmat valt. Betalen. Ik moet veel betalen. En ik moet, en beter maar zo snel mogelijk, een ingewikkelde hoop papier voor de belastingdienst in de retourenvelop wegbrengen naar het postkantoor. Daar moet ik toch zijn om geld op te nemen, want m'n portemonnee leidt een zelfstandig leven en wil niet zeggen waar het nu dan toch weer aan opgegaan is. Half tien in de ochtend. Een rij. Voor mij staat een vrouw te roken. Je raakt er snel aan verslaafd, maar eenmaal er vanaf kan je er ook vrij snel een enorme weerzin tegen ontwikkelen. Misselijkmakende slierten rook probeer ik buiten mijn neus te houden. Lukt niet. Het is een heel klein postkantoor met een laag plafond. Ik heb alleen nog maar een banaan gegeten. Nog even en ik kots in haar nek. Ik moet gewoon vragen of ze de sigaret uitmaakt. Hoe vraag ik dat zonder dat er een scène van komt en als er wel een scène van komt, is het me dat wel waard? Zo sta ik het een en ander tegen elkaar af te wegen, maar eigenlijk sta ik te wachten tot er iets gebeurt, waardoor ik niets hoef te doen. Maar niemand zegt iets en ze rookt rustig door. Op verschillende toonhoogtes repeteer ik de zin die ik zo meteen tegen haar ga zeggen. Inmiddels ben ik niet alleen misselijk van de rook, maar ook van mijn lafheid. Ze draait zich naar mij om. Een gerimpeld vrouwtjesgezicht. Gele rokershuid. Een bibberige hand heeft deinende eyelinerstreepjes onder en boven haar oogleden aangebracht. Ze glimlacht naar me. Dit is een geroutineerde openbare ruimte rookster. Deze vrouw weet precies naar wie ze op welk moment met een bibbermondje moet glimlachen om vervolgens iets onverstaanbaars te krassen met haar kapotte rokersstem. Ik besluit om het erbij te laten zitten. Het is maandagochtend, en een blauwe envelop en zo, ik kan het nog even niet aan. Als ik aan de beurt ben, geef ik de retourenvelop met daarin het pakket ingewikkelde papieren aan de baliemedewerkster, die superieur op me neerkijkt vanaf haar hoge draaistoel. Ze neemt de envelop in ontvangst en plakt een postzegel van drie euro op de reeds met een stempel gefrankeerde retourenvelop. Ik denk dat ik iets niet goed begrijp. Ik denk dat ze iets vakkundigs doet waar de portee mij van ontgaat. Tot ze zegt dat het dan drie euro is. Weer trakteer ik mezelf gul op een 'laat maar gaan moment' en ik betaal drie euro. Ondertussen besluit ik om niet bij haar, maar buiten bij de automaat te pinnen, want mij krijgen ze niet klein, en iets met waardigheid en eer aan mezelf. Flarden van karaktervolle zinnen waar ik me aan vastklamp. Als buiten mijn saldo op het scherm verschijnt, hoor ik achter me een zachte mannenstem mompelen: "Nou, nou, niet mis". "Voor de belasting, allemaal voor de belasting", roep ik over mijn schouder. Het is maandagmorgen, tien uur. Een diepe walging nestelt zich in mij. Ik ben het lafste onderkruipsel dat ik ken. Ik zeg niks of het foute. Ik maak ruzie met wie beter verdient maar laat mij door Jan en alleman willoos terroriseren. Terug naar bed en wachten tot het overgaat. Dat zou het beste zijn. Voor iedereen. Maar er wacht een klasje studenten. Ik ben een dag ingehuurd om zinvolle dingen te zeggen over scenarioschrijven. Dat gaat natuurlijk niet lukken. Ze gaan proppen papier naar me gooien en achter hun hand gniffelen over al die onzin die ik uitkraam. Ze gaan termen gebruiken die ik niet ken, want zij hebben veel meer theorieboeken gelezen dan ik. Ze gaan vragen naar mijn mening over films die zij allemaal gezien hebben en ik niet. Op het einde van de dag gaan ze hun geld terugeisen van de opleiding. En de opleiding zal dat wegens wanprestatie verhalen op mij. Maar dan sla ik terug want voor ze er een zaak van maken, heb ik mijn portemonnee al getrokken. "Wie krijgt er hoeveel?", roep ik bereidwillig. Gelukkig heb ik net gepind. |
|
|