|
Hawaï 31 juli 2005
Ver van huis, dobberend op een luchtbedje in de Stille Oceaan, kwam ik mijzelf vreemd voor. Was ik die vrouw die binnenkort met een professionele acteur een toneelstukje ging spelen? Had ik dat ooit, bij mijn volle verstand zijnde, besloten? En was ik echt die vrouw die over anderhalve week, drie uur op de televisie zou zijn? Heel mijn leven kwam mij voor als een aaneenschakeling van daden verricht in overmoed. Ik wilde er niet meer aan denken. Nederland was nog ver weg, het kon best verdwenen zijn inmiddels. Amsterdam woensdag 10 augustus 2005 Ik lig op een brancard achter een gordijntje op de eerste hulp. Als ik beweeg, mijn hand verschuif, mijn been verleg, ga ik kotsen. Mijn dochter is bij me. Ze zegt steeds zacht: "Rustig maar, het komt wel goed mamma." Ik weet even niet wat er goed moet komen. Ik weet alleen dat ik niet meer wil bewegen, dat ik niet mijn ogen wil openen en dat dat toch ooit zal moeten gebeuren. Ik hoor dat mijn man Peter is gearriveerd. Iemand legt hem uit dat ik ben flauwgevallen, dat mijn middenoorsteking het evenwichtsorgaan ontregelt, met misselijkheid en braken tot gevolg. O. Dat is er dus aan de hand. Er wordt wat gerommeld. Ik geloof dat iedereen even weg is. Ik probeer mijn broek los te krijgen. Gaat niet. Zweten, trillen, schokken, braken. Dan hoor ik Peter op de gang vragen: “Kan ze zondag optreden in een televisieprogramma dat drie uur duurt of moet ik nu mensen gaan bellen?" De andere persoon laat een stilte vallen. Dan hoor ik een onbekende stem vragen: “Hoe graag wilt uw vrouw in dat programma?" Amsterdam vrijdag 12 augustus 2005 O, wat ben ik gelukkig. Ik heb achttien uur geslapen, crackers met bruine suiker zijn heerlijk met een kopje thee, pittenkruikjes in je armen kunnen op baby's lijken, en ik heb mijn gezicht weer terug. Voor het eerst sinds maanden heb ik weer gevoel in de linkerkant van mijn gezicht en is de harde piep uit mijn oor verdwenen. Wat is het leven heerlijk. Weet je wat? Ik ga mijn werkkamer olijfgroen schilderen. Echt zin in. Amsterdam zondag 14 augustus 2005 Bij de weekenddokter. “Dokter, het leek allemaal over, ik heb zelfs m'n kamer geschilderd, maar het is vannacht weer teruggekomen. Ik hoor niets met mijn linkeroor, behalve een constante hoge piep waar ik gek van word en de linkerkant van mijn gezicht voelt als het gezicht van iemand anders, is er een paardenmiddel?" Voor het eerst suggereert er een dokter dat hier mogelijk sprake is van een allergie want hoor ik niet elke zomer wasmachines en transformatoren en kapotte radio's die er niet zijn? Maar een paardenmiddel tegen een verstopte buis van Eustachius is er niet, wel een spray en pillen tegen allergie. Ik realiseer me dat het spectaculaire televisie kan worden als ik de zomergastentafel ga onderkotsen. Ik ga naar bed tot vijf uur. 19.00 uur Alle medewerkers van Zomergasten eten gezamenlijk, aan lange tafels gezeten. Connie zit naast me. We spreken nauwelijks met elkaar. We sparen ons. Zou ze het weten van mijn toestand? 20.30 uur We gaan. Haar eerste twee vragen versta ik niet. Ik geef antwoord op wat ik vermoed dat ze vroeg. Later blijkt dat in het geval van de tweede vraag, een foute gok. Ik weet dat ik het alleen maar red als ik me op één punt concentreer en dat is Connie. En het gaat. De piep is niet weg, maar ik ben hem een paar uur de baas. 22.35 uur Onmiddellijk jurk uit, joggingbroek aan, schoenen uit, slippers aan. Ik heb het gehaald! Ik zie blije gezichten, ik zie trotse vrienden en een trotse man. Ik zie een heel klein vrouwtje in een geel jasje in de armen van een grote man. Nu mag ik zo meteen eindelijk tegen haar zeggen dat ik haar mag, dat ik haar leuk vind, en dat ze het merkwaardigste wezen is dat ik ken. Als ik dat doe, lacht ze. Haar man zegt: "Maar zeker zie ik kabouters, ik zie ze elke dag, en ze heten allemaal Connie." |
|
|