|
31 december 1955;
RITA Nu en anders niet meer! Nu-en-anders-niet-meer! Ze komt weer naar binnen, gaat weer aan de tafel zitten, eet van haar boterhammetje. Ze huilt geluidloos. Dan herhaalt zich het voorafgaande, alleen gaat ze nu niet naar het raam maar via de gang naar het trapgat. Zo hard ze kan krijst ze richting trapgat naar beneden: RITA Ik blijf niet blaffen! Dat denken jullie naar alle waarschijnlijkheid misschien wel, maar ik blijf niet blaffen! Ze luistert. Geen reactie. Ze loopt naar de tafel. Drinkt de drie koppen thee die ze ingeschonken had achter elkaar leeg, loopt naar de voorkamer waar de twee oude mensen in het grote bed liggen. Ze duwt oma opzij en gaat op het bed liggen, als een kind tegen oma aan. We zien nu dat er twee mensen naar boven komen, door de gang. Het is Jan (Peter) met een korte witte winkeljas aan en Saartje (Sarah Jonker) met een schort voor en een doekje over haar haar. Lang staart Jan naar de tafel, waar wat brood ligt en wat beleg. Rita is snel opgestaan. RITA Ik heb geen asem meer over. En mij maar laten krijsen. JAN Geen warm eten nou? RITA Vanavond. JAN En nou dan niet? RITA Vanavond is er warm eten en daarom nou boterhammen. Had je anders in gedachte dan zit je er stevig naast. JAN Moet je daarvoor zo radeloos uit het raam baljaren? Voor boterhammen? RITA Geen eten? Geen eten beter misschien? Is gerezen deeg niet goed genoeg voor meneer de winkelier? Vanavond toch warm? Dan nou toch niet? JAN Wat dan vanavond warm. RITA Ik ga toch oliebollen bakken zelf? JAN Als we oliebollen gaan krijgen vanavond, dan is dat toch wel met dat we nou warm krijgen? RITA Jij weet niet wat er in oliebollen gaat. Daar hoor ik al wel. JAN Dus nou boterhammen voor vanavond oliebollen. RITA Bloem, gist, melk, ei, zout, zure appel, rozijnen, in het vet en dan ook nog es dikwijls suiker d'r op. Noem dat met droge ogen maar es geen warm eten. JAN Maar daar heb ik nou toch niks aan? RITA We zijn de Rockefellers niet Jan. Brood is het en brood zal het zijn. JAN kijkt lang naar de boterhammen. SAARTJE weet niet of ze nou moet gaan zitten of niet. JAN Als ik had geweten dat oliebollen als warm eten telt dan had ik het nooit goed gevonden. RITA Pech zeg ik dan ijskoud. Ze eten met z'n drieën aan de tafel gezeten, maar het zit Jan niet lekker. JAN Ik doe voor een snee de winkel niet dicht. Hij wil met een boterham naar beneden lopen. RITA Niet staan eten achter de toonbank. Da's armoe. JAN Ik gooi de winkeldeur niet in het slot voor een snee. Da's zonde van alles. Saartje doet even rustig aan, al is het dan enkel met brood, maar ik verplicht me aan de winkel. Hij loopt met een paar boterhammen naar de gang. RITA Hebben ze afgerekend Jan? Ik zie de boekjes niet, geen eentje niet eens. JAN Op een kale kop kan je geen haren kammen. Jan loopt naar beneden. Tegen Saartje: RITA Hebben ze afgerekend de poffers? SAARTJE Bijna allemaal. Wel iets, in ieder geval. RITA Bijna allemaal wel iets is bij lange na niet iedereen alles. Je zou er op letten want ik heb gezegd 'let er op'. SAARTJE Ik heb er ook op gelet. RITA Da's toch geen winkel hebben zo? Met een kast vol opschrijfboekjes? Er hoort toch afrekenen bij? SAARTJE Ja. RITA En eigenlijk voor de kerst. Maar dat is dit jaar al weer es niet gelukt omdat die schrikschijter er niet over durft te beginnen met de klanten. Ze kijkt naar SAARTJE. Zegt met glansoogjes: RITA Dinges komt zo stoelen brengen voor vanavond. SAARTJE Wie is dinges. RITA Ja, hoe heet ie ook alweer. SAAR Wie? RITA Eh… die soldaat. SAAR Wie? RITA Eh… op het puntje van m'n tong. SAAR Wie? RITA Eh… o ja, Kleine Janus. SAARTJE krijgt bijna geen lucht meer. RITA doet net of ze het niet ziet. Vervolgt haar betoog: RITA Ik heb toch ook ons boekje betaald bij de slager en de melkboer? Nou is het mooi ondertussen de laatste dag van het jaar. De tijd van balans opmaken. Wat is bij ons de balans? Dat we van de halve buurt nog geld krijgen, da's bij ons de balans. Gaat het Saartje? SAARTJE U zei dacht ik: Kleine Janus, maar Kleine Janus moet toch op de kazerne blijven? RITA Met Oud en Nieuw? Wie heeft je dat nou wijs gemaakt mal apparaat. SAARTJE U. RITA Ik? Welnee! SAARTJE U. Vanochtend nog. RITA Was een vergissing dan maar. Hij is er. SAAR is helemaal overstuur. RITA Denk je niet dat ik ook wel es in de kerk wil zitten en rondkijken en mensen zien en niet bij iedereen denken wat ze nog moeten afrekenen? Wees gegroet Maria familie Smulders veertien gulden en vijf cent vol van genade familie Krielaars drieëntwintig gulden en drie kwartjes, de heer is met u, gezegend is de familie Poppelaars al vier maanden langs de vijftig gulden heen en toen zagen we alleen nog maar de achterkanten van de Poppelaarzen als ze voorbijschieten naar de winkel van van de Broekke. Maar van den Broekke poft niet. Die poft niet. Dus hoe betalen ze dat dan. Van geld dat van ons is eigenlijk. En zij van Poppelaars gaat om de vier weken naar de kapper. Als iemand een watergolf op z'n hoofd heeft, dan zit er ook brood in de trommel en geld in het potje. SAARTJE Ik ga ook maar weer eens aan de slag denk ik. RITA wil niet dat SAARTJE weggaat. Heel andere toon, zacht, en een beetje zielig: RITA Ik wou vanavond oliebollen bakken had ik in m'n hoofd. SAARTJE Nou, da's niet niks tante Rita. Oliebollen. RITA Toos kwam gisteravond bloem brengen en eieren, voor beslag. Dat hebben we nog niet eerder gedaan, oliebollen. Met krentjes. SAARTJE Ja da's mooi. RITA Nou, of dat mooi is, zo'n stapel eten. Dat gaat echt feest worden. SAARTJE Ik moet naar beneden. Moet toch helpen? RITA Maar als ik ze vroeg bak, dan stinkt het zo naar vet heel de avond, zegt Toos. SAARTJE En een raam open? RITA Daar heb ik ook over geprakizeerd, maar met een raam open dan moet ik de tussendeur dichtdoen tegen de kou voor jullie hier en dan m'n mantel aan tegen de kou voor mij in de keuken en dan trekt alle lucht in m'n mantel. SAAR Misschien dan maar later bakken. RITA Daar hebben Toos en ik het ook over gehad, maar dan heeft iedereen heel de avond trek. En dat is niks op een feest. SAAR O nee. RITA En Jan gaat dan naar bed van kwaaiigheid. Da's erg hoor, een kwaaie onder de wol. Zeker een met honger. SAAR Misschien dan in die mantel bakken en die mantel dan vannacht buiten in de vrieskou hangen tegen de lucht. RITA Daar lag ik vannacht ook over te denken maar ik wil eigenlijk niet in m'n mantel bakken. Da's toch weer armoeig. Zoveel eten is zo prachtig feestelijk maar met een mantel aan bakken vind ik net de gaarkeuken eigenlijk. SAARTJE Ja, dan weet ik het ook niet meer eigenlijk. Komt iedereen verders? RITA Ja. Had ik al gezegd dat Kleine Janus er ook is? SAAR Nee. RITA Wel waar. SAAR Ja. RITA Zou toch geen feest zijn anders? SAARTJE Hij kan zo mooi schrijven. RITA Hm. Allemaal bij mekaar dees jaar. Dees jaartje met Henk er bij. Henk meert aan vandaag, maar dat heb ik zekers al honderd keer gezegd. SAARTJE Ik ga maar weer es naar beneden. RITA Zal ik het dan maar volgend jaar doen? Met die oliebollen? Het is ook nogal wat. SAARTJE Ja. Volgend jaar. Dan is het misschien ook niet zo koud ook. RITA Ik denk er nog even over na. |
|
|