fotografieElsZweerink
Maria Goos ontmoet Hedy d'Ancona
hedy Interview gepubliceerd in de NOUVEAU, 2017. (download pdf)


‘Ja, waarom doe ik het allemaal, hè?’

Hedy d’Ancona, wát een vrouw en wát een energie. Deze ex-politica en feministe van het eerste uur zien en spreken is een vreugde. Overal heeft ze een afgewogen mening over en haar agenda staat nog steeds vol.


Tekst: Maria Goos
Foto's: Chantal Ariëns


We hebben afgesproken in De Plantage (bij Artis, Amsterdam, red.) om één uur. Om kwart over een komt ze het restaurant binnengestormd. Nog voor we elkaar kun­ nen begroeten roept ze: ‘Jij had iets gezegd over lekkere soep en toen heb ik dat geas­ socieerd met de Hortus! En daar hangt zo’n streng bordje dat je niet mag telefoneren, dus ik bleef braaf op je wachten tot ik door­ kreeg dat ik in het foute etablissement zat.’ Als we aan ons tafeltje zitten, kan ze er nog niet over uit, dat ze zich vergist heeft. ‘Ik heb zo’n hekel aan te laat komen en ik kom zo ontzettend vaak te laat! En nu had ik eerst nog iets heel zelfverzekerds dat ik ’ns een keer de eerste was.’

Je hebt al je hele leven een intense bewondering voor allerlei vormen van kunst. Waar is dat begonnen? ‘Ik heb altijd het gevoel gehad dat het er moet zijn, ook al zit niemand erom te springen. Je moet mensen ermee in aanraking brengen, omdat het je inlevingsvermogen vergroot en daar word je een leuker en beter mens van. En degenen die het maken, zijn zo leuk! Ik doe alleen maar dingen die in mijn agenda staan en dat is best veel, maar die kunste­ naars, of het nou schrijvers of dansers of beeldend kunstenaars zijn, daar staat het niet bij in een agenda en ze doen het toch. Ze kunnen het niet laten, ook al vraagt niemand erom. Dat is zo mooi.’

Wat staat er allemaal in jouw agenda? ‘Ja, waarom doe ik het allemaal, hè? Terwijl ik al zo oud ben. Ik heb het heel druk met de dingen doen die ik kan. Ik kan mensen enthousiasmeren. Ik kan goed praten, dat is een talent, maar mijn praten gaat altijd in opdracht. Ik doe openingen van expo­ sities, schrijf intro’s op boeken, ik zit in een paar besturen en ik doe dagvoorzitter­ schappen. Ik doe de meeste dingen uit nieuwsgierigheid en als mensen een half­ jaar van tevoren me voor iets vragen, dan zeg ik altijd ja omdat ik denk: het is pas voor over een halfjaar, ik kan dan al wel dood zijn, dus wat maakt het uit.’

Je hebt op je 79ste nog heel veel energie en ziet er fantastisch uit. Hoe doe je dat? ‘Ik heb in mijn jeugd als een gek gesport terwijl ik nergens goed in was. Ik kon geen bal vangen. Maar ik heb mijn hele schooltijd elf kilometer van en naar school gefietst. Ik heb misschien gewoon geluk, of misschien heeft al dat bewegen me toch een goede conditie gegeven, ik weet het niet. En ik fiets elke dag nog naar het huis van Aatje Veldhoen.’

Je hebt nu al járen verkering met Aatje, toch? ‘Ja. We zijn nu langer met elkaar dan we daarvoor ooit met iemand zijn geweest. Aatje heeft drie huwelijken versleten en misschien ook nog wel wat tussendoor – dat zal wel – en ik één huwelijk, en serieuze jarenlange relaties tijdens en na mijn huwe­ lijk. Op 5 mei waren wij twintig jaar samen. Het is niet te geloven.’
Maar jullie hebben wel elk een eigen huis? ‘Ja, dat is heel belangrijk. Sinds mijn 42ste woon ik niet meer samen met een man. Het is toch ook heerlijk om een autonoom leven te hebben? Aatje had altijd een vrouw in huis. Dit, zoals ik het nu doe, vindt hij geen normale situatie, maar hij schikt zich erin. Wij zijn oude mensen die verliefd zijn geworden. Daar steek ik veel van op hoor, dat ik ook weleens denk: dat zou ik op moeten schrijven.’

Wat dan? ‘Nou, dat je kiest waarvan je een punt maakt. Ik denk nu heel vaak: is dit het mij waard om een punt van te maken met geschreeuw en mijnerzijds machteloze tranen. Nee, dat doe ik vaak gewoon niet meer. Ik heb geen enkele illusie meer dat ik iemand kan veranderen of redden. Hij is goed in verliefdheid. Hij gaat elke week naar de bloemenstal om een roos te halen en hij blijft goed opletten. Ik heb vaak te weinig belangstelling, echte belangstelling voor de ander getoond. Dat doe ik nu pas beter. Ik heb het nu ook nog druk, maar ik maak er tijd voor.’

Had je dat eerder willen weten? ‘Ja, ik denk wel dat je veel meer moet doen aan onder­ houd van een relatie dan je denkt. Maar ja, dan heb je kinderen, dat is een onderne­ ming die geleid moet worden. Ik had natuur­ lijk ook wel vaak mannen die goed waren in de initiële verliefdheid en dat wordt dan vaak een voortkabbelend iets.’
De serveerster zet een glas Touraine voor Hedy neer. Hedy kijkt de serveerster aller­ liefst aan. Ik vraag aan Hedy of ze de wijn heeft besteld. ‘Nee,’ zegt ze, ‘maar ik vind dat helemaal niet erg, heerlijk.’

Hoe zien jouw dagen eruit? ‘Om een uur of negen, halftien, gaan Aatje en ik ontbijten. Dan ga ik zijn huis een beetje opruimen, de was doen, boodschappen doen, van die dingen. Om 12 uur fiets ik naar mijn eigen huis, ga ik daar een uurtje tutten met bloe­ metjes, en telefoneren, dan ga ik ’s middags aan het werk en ’s avonds om halfacht fiets ik weer terug naar Aatje. Dan kook ik en eten we en zijn we de hele avond en nacht samen, en dan vertrek ik weer.’

Je bent bijna zestig jaar lid van de PvdA. Hoe kijk je tegen dat enorme verlies aan? ‘Het kan weleens voorkomen dat een partij er nog wel is, maar dat het soort mensen voor wie de partij is bedoeld, niet meer bestaat. Je kunt nu met je linkse ideeën ook bij GroenLinks terecht of bij de Partij voor de Dieren. Ik ben nog steeds lid van de PvdA, maar het is geen gezellige partij. Het is intern een competitieve partij. Vroeger was het altijd al streng met weinig camaraderie. Ik had een minnaar, Ed van Thijn, vijf jaar lang, die was fractievoorzitter van de partij, dus ik zat er middenin, maar echte vrienden heb ik er niet aan overgehouden. En wat me echt heeft teleurgesteld, is dat bij deze verkiezingen niemand het van de partij opgenomen heeft voor de cultuur die door Zijlstra zo is uitgekleed.’

Wat vind jij van de vrouwen van nu? ‘Het feminisme is voor veel vrouwen een levens­ houding geworden, terwijl ze het zelf niet zo benoemen. Eigenlijk meer dan bij mijn generatie hebben deze vrouwen een vrien­ dinnendom. Toen ik jong was, was het nogal trendy om te zeggen dat je het met mannen beter kon vinden dan met vrouwen. Dat zeg­ gen ze niet meer. Dat merk ik. Ze besteden ook veel tijd aan het vriendinnenschap, dat deed ik niet. Het ontdekken dat andere vrouwen je bondgenoten zijn, dat is ook feminisme. Wij predikten het wel, maar het werd nog niet zo algemeen toegepast.’

Jij bent een van de weinige mensen die ik ken die tevreden is met zichzelf. Heb je dat je hele leven gehad? ‘Hadassah, mijn dochter, die dicht bij me staat maar ook heel kritisch kan zijn, zegt dat ik altijd wel optimistisch en erg vrolijk ben. Bij mij is het glas altijd halfvol. Dat komt niet doordat ik fundamenteel zo’n lachebekje ben, maar omdat ik altijd denk, vanaf mijn veertiende, dat het lot kan toeslaan en dat je in de diepste ellende gedompeld kunt worden, dus dat je wel bijna de plicht hebt om ervan te genieten en niet te gaan zeuren en zeiken zolang die ellende er níét is. Het is gekoppeld aan een besef dat het zo heel erg kan zijn.’

Dat besef was er bij jou al heel vroeg. Hoe kwam dat? ‘Mijn moeder had een ingewik­ kelde relatie met mijn vader. Die relatie was getekend door het begin van de oorlog. Hij was Joods en helemaal niet gelovig, eerder een afvallige, maar hij kwam uit een heel religieus milieu waar hij zich los van had gemaakt. Door de beperkende maatregelen die Joden werden opgelegd, ging mijn vader zich steeds meer Joods voelen. Zijn ouders, vooral zijn moeder maakte er echt werk van dat hij zou gaan trouwen met een Joodse vrouw. Op een dag vond mijn moeder een briefje in mijn vaders jas; een advertentie waarin hij een Joodse vrouw zocht. Mijn moeder is toen meteen met mij vertrokken. Ze was zo tot op het bot gekwetst. Ze was geen intellectueel zoals mijn vader en heel jong, 21, toen dit gebeurde. Mijn vader was een stuk ouder. Nou, mijn vader is toen inderdaad met een Joodse vrouw getrouwd en is met die vrouw naar Amerika vertrokken, wat heel verstandig was. Hij kreeg een kind met die vrouw, en toen dat kind één jaar was, was hij nog zo verliefd op mijn moeder dat hij in het begin van de oorlog met die vrouw en dat kind teruggegaan is naar Nederland. De relatie met mijn moeder is weer aangeknoopt, maar deze keer als een geheime relatie. En daar kan ik me iets bij voorstellen, bij geheime relaties. Het hele gezin van mijn vader is toen opgepakt. Mijn halfzusje en haar moeder zijn in Auschwitz meteen vergast. Mijn vader is op 7 februari 1945, terugkomend uit het kamp, op een open veewagen, aan een longontsteking gestorven.’

Hoe verging het jouw moeder daarna? ‘Toen mijn moeder zeker wist dat mijn vader dood was – ik was zeven jaar –, was ze inmiddels filiaalhoudster van een grote banketbakkerij in Den Haag. Ze is toen ver­ liefd geworden op een weduwnaar met drie kleine kinderen. Ze heeft een kind van hem gekregen en ze waren erg gelukkig samen. Toen ik veertien was waren ze samen een avond uit, terwijl ik op de vier kleinere kinderen paste. Op die avond is mijn tweede vader in de armen van mijn moeder gestorven. Dus mijn moeder was voor de tweede keer weduwe. Ze heeft haar hele leven gewerkt en heeft die vijf kinderen alleen opgevoed.’

Herken je die mentaliteit van je moeder? ‘Ze was wel een heel vrolijk ingestelde vrouw. Nooit zeuren, nooit klagen. Dat heb ik inderdaad van haar. Ze trok mensen heel erg naar zich toe. Ik had een heel hechte band met mijn moeder, maar ze irriteerde me ook wel, omdat ze zo lijfelijk was met iedereen, ook met mensen die ze nauwelijks kende. Ze sloot iedereen letterlijk in haar armen. Ze is doodgegaan op haar 65ste aan kanker. En van die vijf kinderen is de jongste, mijn halfbroertje, doodgegaan aan een hart­ aanval op zijn 39ste. Dus er zijn wel dingen gebeurd waardoor ik weet dat het leven van de ene op de andere dag totaal anders zijn.’

Wat was de gelukkigste periode in je leven? ‘Ik denk weleens dat dat nu is. Die ouder­ dom heeft ook iets… ja, ik bedoel… alles onder voorbehoud dat je morgen je verstand niet verliest, maar onder dat voorbehoud is het ook wel logisch dat je gelukkig bent als je ouder wordt. Je bent van een heleboel verantwoordelijkheden af. De jaren zestig en begin jaren zeventig, dat was wel een bijzondere tijd, je verdiende zelf je geld, je voerde actie, actie, actie. Dat tijdsgewricht was erg leuk en stimulerend maar ik was toen zeker niet gelukkiger dan nu, want het leven was vaak zo ingewikkeld voor me met een man en een minnaar.’

Want je had minnaars? ‘Dat is niet iets waar ik trots op ben of wat ik over zou willen doen, het is absoluut niet aan te bevelen.’

Nee? ‘Nee, o nee. Zo’n verhouding die niet mag heeft alles in zich om eeuwig te duren. Het is spannend, romantisch, schuld en boete, en je hoeft nooit te vragen wie de bloemkool afgiet of de wasmachine laat repareren. Het vuurtje kan eeuwig blijven branden, want er komt geen sleur of gewoonte of vanzelfsprekendheid om de hoek kijken. Toen de verhouding uitkwam, ben ik officieel gescheiden. En dat was afschuwelijk, om tegen de wil van de ander toch los te laten. Dat is een van de ergste dingen die ik meegemaakt heb, maar ik dacht daarna wel: nu ik dit heb gedurfd kan ik alles aan. Na mijn scheiding had ik tien jaar een relatie. Toen heb ik zeven jaar niets met iemand gehad, en van die zeven jaar had ik er zeker zes waarin ik dacht: ik wil geen man meer. Ik heb mannen gehad vanaf mijn achttiende tot mijn 51ste. Het is wel genoeg. Ik had in die tijd wel homoseksuele vrienden waar ik mee uitging, dat vond ik wel relaxed. De rust op dat gebied kwam mij ook wel goed uit, want ik was in die tijd minister en had nauwelijks ergens anders tijd voor. Ja. En ik dacht ook: het is weleens goed voor me dat dit mij nu overkomt. Dat ik de verlaten partij ben. Dat ik die kant van het verhaal ook leer kennen. Maar na zeven jaar dacht ik: ik zou wel weer eens iemand willen die me aanraakt, ik dacht niet zo ernstig aan seks maar wel aan erotiek. Daar begon ik zin in te krijgen. Toen duurde het niet lang meer voor ik Aatje ontmoette.’ Ze kijkt me ondeugend aan. Alweer twintig jaar met hem. Ongelofelijk. Ik kijk naar haar en denk: mag ik alsjeblieft oud worden zoals zij het doet? Mag dat? Ik hoop het met heel mijn hart.





HEDY IN HET KORT
Sociologe en sociaal geografe Hedy (Den Haag, 1937) is natuurlijk vooral bekend door haar politieke loopbaan en haar betrokkenheid bij de feministische golf, bijvoorbeeld als medeoprichter van Opzij. Ze – nog immer PvdA-lid – was onder meer Eerste Kamerlid, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur. Ze was getrouwd met psychiater Guus de Boer met wie ze twee kinderen kreeg, en had relaties met Ed van Thijn en Berend Boudewijn. De dochter van haar huidige relatie, kunstschilder Aatje Veldhoen, is getrouwd met haar zoon Hajo.