|
ESTA, maart 2008
→ lees ook "brief aan de ESTA, oktober 2007" "We gaan het toch niet de hele tijd over die kanker hebben, hè?", vraagt Maria Goos aan het begin van het interview. Ze is een jaar uit de publiciteit geweest. Een jaar van borstkanker, opereren, chemo, bestralen, en toch de draad weer oppakken. Toneel schrijven, film schrijven en anders, langzamer, véél langzamer leven. Nu is ze weer helemaal terug. Ze is kláár met kanker, wil het er niet meer over hebben. Maar de ziekte heeft haar leven wel veranderd. Voor esta blikt ze nog één keer terug op dit jaar: 'de oorlog van 2007'. Maar daarna is het echt afgelopen: Goos wil voorúit! Je bent weer teruggekomen in de 'gewone' wereld? Ja, zo voelt het wel. Ik heb 2007 afgesloten. Die deur zit dicht en die gaat ook niet meer open. Mijn energie is zich aan het herstellen. Mijn geluksgevoel is zich aan het herstellen en de tekenen van kanker verdwijnen. Geen zwarte randjes meer om mijn tanden, mijn nagels worden weer sterker en ik krijg weer haar. Het is wel ongelooflijk wat een lichaam aankan. Chemo is zwaar gif. Alsof je een liter ammoniak drinkt. Of gootsteenontstopper. En dat dat dan zo snel herstelt, vind ik wel prachtig. Maar in zoals ik de dingen beleef, heeft nog wel veel een ruw, rauw kartelrandje. Ik kan heel erg lachen en vrolijk zijn, maar daaronder zit een besef van: Jézus, wat hebben we een heftige opsodemieter gekregen het afgelopen jaar. Ik vind het heel knap van Peter en de kinderen dat zij hun leven hier niet door laten beheersen. Dat is heerlijk voor mij. Roos zegt: "Mam, op dit moment gaat het goed. Er is dus geen reden om in paniek te zijn of erg verdrietig. We hebben het ergste gehad." Zo knap, daar kan ik me aan optrekken. En ik kan het me nu niet voorstellen, maar mijn lotgenoten, lotjes, drie vrouwen die ik nog nooit gezien heb maar waar ik veel mee mail, zeggen dat er over een of twee jaar soms dagen zullen zijn dat ik er niet aan denk. Is het ontluisterend dat zo'n ziekte blijkbaar volgens vaste stramienen verloopt? Dat is heel fijn! Mijn lotgenoten vertellen steeds wat er gaat komen. Zo fijn om te weten dat de depressies die ik telkens had na de chemo, chemische depressies waren. Niet dat het houvast gaf tíjdens de depressieve dagen, daar was het te erg, te overheersend voor. Maar het trok me wel door de goede periodes heen: ik wist dat er weer een depressie zou komen, maar ik zag er minder tegenop vanaf dat ik wist dat zij het ook meegemaakt hadden. Eén van die vrouwen, Monique, vertelde ook dat ze een keer zó woedend had staan schreeuwen dat de buren de politie hadden gebeld. Ik dacht toen: o, die fase heb ik overgeslagen, maar een paar weken geleden is dat dan toch onverwachts gekomen. Ik voelde me héél erg goed, was met vrienden en met Roos en Peter uit eten. We dronken Tequilla en die viel heel goed. Maar toen iedereen naar huis wilde, kon ik dat niet aan, dit mocht niet stoppen! Dus toen Peter en Roos thuis naar binnen gingen, ben ik weer snel in de auto gesprongen en teruggereden. In m'n eentje, met de hond, want die is overal bij, ben ik gaan stappen. Dat was héél erg leuk. Ik heb nóg meer gedronken en nóg meer, tótdat iemand zei: "Waarom is je haar zo kort grijs? Je had het toch altijd lang en rood?" Toen kwam de kanker weer binnen en brak ik helemaal af. De lol was er af. Ik ben in mijn auto gaan zitten, heb onze vriend Johan die daar om de hoek woont, gebeld of hij mij kon halen, omdat het niet goed met me ging. In afwachting van hem, heb ik in de auto zitten krijsen en gillen van woede en verdriet. Ik heb bijna het stuur eruit getrokken. De auto was aangeslagen van de damp. Ik wist niet dat ik dat in me had. Ik was totáál ontremd na een jaar van heel voorzichtig leven. Die ontremdheid van het etentje beviel me heel erg goed, maar er kwamen ook emoties naar boven die ik niet onder controle had. Monique mailde me toen dat dit me waarschijnlijk later nog een paar keer zal gebeuren. Heel fijn dat het geen eenzaam traject is, maar dat het door duizenden vrouwen wordt gelopen. En dat we elkaar daar een beetje in kunnen steunen. Die solidariteit is geweldig. Van de drie weken tussen de chemokuren kon ik telkens acht tot tien dagen niet naar buiten, dan was ik te brak. Visite kon ik ook niet opbrengen, maar ik wilde wel weten hoe het met iedereen was. Dus bij de laatste drie chemokuren, heb ik telkens tien mensen gevraagd om me per mail te vertellen waar ze mee bezig waren. Nou dat was gewéldig. Ontzettend leuk al die verschillende mensen met hun uiteenlopende verhalen. Ik werd helemaal bijgepraat. De band met mijn broer en mijn zus is ook veel hechter geworden. Wat overeenkomstig was in ál die mail, samen een soort tijdsbeeld van het leven, was dat iedereen klaagde over: te druk, te druk. En het erge is: we doen het in veel gevallen zélf. Toch erg dat we ons zó laten opzwepen! Vooral freelancers leven een gejaagd leven met werk dat nooit klaar is. Ik herkende mijn oude leven in dat van mijn vrienden. Inmiddels heb ik dat drukkke leven niet meer, en dat wil ik ook nóóóóit meer. Zodra ik voel dat ik weer ga haasten, voel ik me ongelukkig. Brengen die verhalen je meteen weer op ideeën voor een nieuw stuk? Vroeger, vroeger vóór de oorlog van 2007, zou ik gedacht hebben: dit is een thema, daar ga ik iets over schrijven. Maar nu doe ik dat niet meer. Ik heb al weer heel veel ideeën, maar dat laat ik voorlopig ideeën. Ik concentreer me nu op een stuk voor Peter en Loes Luca en daar houd ik het bij, want zoals het leven nu is, bevalt het me heel erg goed. Ik heb een heel ander, langzamer leven nu. Ik ga zes dagen per week 's morgens anderhalf uur lopen met een vriendin en onze honden. Daarna doe ik altijd thuis een halfuurtje yoga. Dan ga ik een beetje opruimen, om twaalf uur rustig lunchen, en tussen 13.00 en 15.00 uur werk ik. Daarna doe ik wat mail en boodschappen, en ik spaar wat energie voor een film of een voorstelling 's avonds. En dat is het dan. En nóg zijn mijn dagen soms te vol, als ik niet oppas. Meer uren wil ik echt niet werken. En dat is ook niet nodig. Door mijn nieuwe manier van leven: rust, wandelen, yoga, minder verschillende dingen doen, is mijn concentratie heel erg versterkt. Ik ben veel meer gefocust. Dat is winst. Ik schrijf heel veel in die twee uur. Alles in mijn leven is veranderd. Ik ervaar alles intensief. De laatste jaren, voordat ik ziek werd, had ik voortdurend het gevoel: het leven moet langzamer. Maar er deden zich zoveel kansen voor. Voor Artsen zonder Grenzen naar Zambia, leuke mensen ontmoeten voor een rubriek in esta, meedenken over de sociale cohesie in de wijk. Allemaal ontzettend leuk en interessant, maar het werd een soort verslaving. Dat je aan het eind van de dag denkt: wow, wat heb ik veel gedaan. Maar het was nooit genoeg. Er bleef altijd een soort gehaastheid, die in toenemende mate onprettig was. Ik zal niet zeggen dat, dat de oorzaak was van kanker, het is ook een soort loterij, maar ik geloof wel dat die stresshormonen het negatief beïnvloed hebben. Tijdens de chemo's miste ik het meest: door de stad fietsen en dan nergens naartoe. In de tijd daarvoor deed ik dat niet meer. Terwijl mijn stem voortdurend zei: "Éigenlijk zou je minder moeten doen, éigenlijk zou je meer tijd moeten nemen, éigenlijk…" Zo jammer dat je zo iets heftigs nodig hebt om dat in te zien. Maar ja, veel doen geeft ook een kick, het is verslavend. Het genereert ook veel energie. Misschien maakt het wel een chemische stof aan waardoor je het volhoudt en dat een geluksgevoel creëert. Zoals adrenaline. Pieken, flashes van geluk, een soort XTC en tussendoor zit een voortdurende onrust: je voelt dat het eigenlijk anders moet. Hoe was het om weer te gaan schrijven? Eind april, na drie maanden niks doen, en halverwege de chemokuren, begon ik hem te knijpen. Deel 3 en 4 van De Geschiedenis van de Familie Avenier moesten geschreven worden. Er stonden elf mensen onder contract en duizenden kaartjes waren al verkocht. Toen ben ik langzaamaan weer begonnen. Een halfuurtje per dag met een laptopje op schoot. Avenier is een vierdelig familiefeuilleton dat zich afspeelt in de tweede helft van de afgelopen eeuw. Ik begon met deel 4, daar was ik erg voor in de stemming. In dat deel zitten we als het ware in het hoofd van de oude Rita die inmiddels dement is geworden. Die weemoedigheid van dat deel, vol verstilling, mijmeren en terugkijken op levens, daar had ik zin in. Het is niet zo dat dit verhaal beïnvloed is door mijn ziekte. Die mijmerende sfeer had ik vooraf al bedacht. Het schrijven ging eigenlijk heel goed. En daarna ben ik deel 3 gaan schrijven. Dat speelt in 1985, met de hele familie op de camping. Totaal iets anders. Ze zijn nu aan het repeteren en ze lachen zich gek. Dat vind ik ontzettend wonderlijk, dat ik dat tijdens mijn ziekte kon schrijven, dat mijn humor blijkbaar onaangetast bleef. Ik vond het zélf wel geestig, maar ik was er niet zo zeker van of dat écht nog zo was. Ik vond het dan ook best eng om het voor het eerst te laten lezen. Straks vinden ze het helemaal niet grappig, dacht ik. Maar gelukkig vonden ze het leuk. En toen kreeg je de smaak te pakken? Ja, ik heb dit najaar ook nog de definitieve versie gemaakt van het filmscenario Vreemd Bloed. Over een slagerszoon die als eerste binnen de slagersfamilie iets anders wil doen. Heel leuk, een heel andere stijl dan ik normaal schrijf: beeldend, grotesk, bizar. Dat thema, dat een mens zijn eigen weg moet vinden in het leven, vind ik interessant. Ik ging ook weg en liet mijn moeder in Brabant achter. De dochter Pup in Oud geld was daarmee aan het worstelen en in Familie en Smoeder zat het ook. Ja, ik geloof wel dat dat een terugkerend thema is bij mij. Vreemd Bloed maak ik samen met mijn vrienden Wil van der Meer (idee) en Johan Timmer (regie), die er ook tijdens mijn ziekte altijd voor me waren. Ik vind het zo belangrijk dat ik de mensen waarmee ik werk, léuk vind. Dat je op dezelfde manier in het leven staat. Dat je elkaar inspireert. Als ik een scenario inlever, zijn dat niet alleen maar lettertjes. Het is niet alleen maar werk. Over elke zin is lang nagedacht. Dan moet een regisseur het niet behandelen als een kookboek, als een basis waar hij of zij een extravagante regievisie op loslaat. Mijn stukken zijn allemaal wereldpremières, daar heb je een dienstbare regisseur voor nodig, die je helemaal vertrouwt en niet iemand die er lekker dwars, haaks op gaat staan met de regie. Zijn jullie als gezin veranderd het afgelopen jaar? Iemand zei: "In zo'n extreme situatie heb je twee mogelijkheden: het valt uit elkaar óf het wordt hechter". In ons geval is ons gezin hechter geworden. We wáren al hecht, hoewel we vier totaal verschillende mensen zijn, maar nu zijn we nóg hechter. We wisten ook niet hoe de kinderen zouden reageren. Maar ze hebben het geweldig gedaan. Saar zei: "Mam, ik vind het niet erg als je moet huilen, als je het maar met óns doet". En ook Roos was er helemáál voor me. Mijn relatie met Peter is niet veranderd. Hij heeft gereageerd zoals ik had verwacht en gehoopt. We hebben veel gepraat. Ik was wel ontroostbaar, maar niet onbereikbaar, wanneer ik depressief was. Peter kon dat aan. Waarschijnlijk ook doordat hij ooit drie maanden in bed heeft gelegen met een hernia, in de veronderstelling dat hij nooit meer helemaal gezond zou worden. En we hadden het steeds zo gepland dat we na elke chemo, met z'n tweeën een paar dagen naar een hotel gingen. Dat gaf ons houvast. Als ik brak was, kon Peter zeggen: "Nog vijf dagen en dan zitten we in hotel New York". De eerste periode was wel moeilijk. Kijk, er is natuurlijk een kans dat het terugkomt, maar de behandeling is gericht geweest op totale genezing. Daar gaan we vanuit. Maar eerst wisten we niet hoe ver het was. Het allermoeilijkste, voor ons alle vier, was dat ze gingen uitzoeken of het uitgezaaid was. De leverecho was het aller-aller-verschrikkelijkst, dan zit je met die arts mee te kijken en dan zie je dat hij inzoomt…. Nou, dat we die vier minuten hebben overleefd…pfff! Toen de arts zei dat het goed was, pakte ik hem vast en zei ik: "Dank je wel, dank je wel!!" Op de uitslag van mijn botten moesten we een weekend wachten. En daar was Peter ontzettend bang voor. Ik helemaal niet, mijn gevoel zei dat het daar niet zat. Peter speelde toen in Groningen, waar hij alleen op een kamertje sliep, en die is toen door een hel gegaan. Hij zag alle doemscenario's voorbij trekken. Toen ik hem op ging halen, stond hij te huilen op het perron. Nadat mijn botjes goed bleken, heeft hij die ontreddering nooit meer in die mate gehad. Zijn de kinderen sneller volwassen geworden? Nee, maar het heeft wel invloed op ze gehad, dat ze gezien hebben hoe wij het hebben gedaan. Tot dat moment waren wij ouders, waar voornamelijk alles goed mee ging. Heel veel voorspoed, altijd genoeg geld en leuk werk waar we ruim voor werden gewaardeerd. Ze hebben nu gezien hoe wij tegenslagen aan kunnen, dat we weerbaar zijn en niet onderuitgeschopt worden. Ouders waar het heel goed mee gaat, kunnen ook een ballast voor kinderen zijn. En nu hebben ze ons enorm zien knokken. Dat heeft grote invloed op ze. De meiden staan allebei ontzettend stevig in het leven, vind ik. Roos heeft een paar moeilijke jaren gehad. Ze zat een paar jaar in een soort stand-by-stand. Dat zag ze zelf, maar ze was niet bij machte om de zapper te vinden. En dat is dit jaar wel gebeurd. Ze is helemaal opgebloeid. Roos, die werkt in het café waar we het interview houden, komt er even bij zitten en ze beaamt haar moeders verhaal. Roos: "Door haar ziekte, ging ik dingen op heel andere waarde schatten. Ik zag dat haar kanker mijn leeftijdsgenoten niet boeide. Toen besloot ik dat ik níet zo onverschillig wilde worden en dat ik er wél wilde zijn als ik nodig was." Maria: "Nou dat was ze. Ze was er!" Roos: "Ik heb besloten om duidelijker te kiezen voor wat ik belangrijk vind. Je maakt je op deze leeftijd zo druk over of je nagels wel goed ge-French-manicured zijn en of je wel op de juiste avond in Paradiso was. Maar dat valt allemaal zó weg naast zo'n ziekte. Ik kreeg andere vrienden, werd opener en daar ligt wel een link met wat er thuis gebeurde. Ik besefte ineens dat ik de basis wel heb. Ook al valt alles weg, dan redden wij het met z'n vieren wel." Maria: "We hebben ons de hele tijd met z'n vieren zo sterk gevoeld, ook al was het moeilijk. Het laatste halfjaar beseffen Peter en ik dat we zo kunnen lachen om die twee grieten. Ze maken goeie grappen en alle vier houden we van verhalen vertellen. Dat is zo heerlijk. Roos is net een paar dagen uit huis nu, nou op een betere manier had ze niet uit huis kunnen gaan. Ze woont op tien minuten afstand in een leuk appartement. Ik heb het er een dag wel héééél moeilijk mee gehad. Voelde ik me ineens heel oud. Ik vond die lege kamer verschrikkelijk. De volgende dag werd Peter heel stil, maar nu is het goed. Ik kwam van de week een stapel broodjes brengen die wij over hadden. Roos zat daar met allemaal vrienden en na twee minuten dacht ik: hier hoor ik niet, dit is háár leven. Doei!" Ga je nog een borstreconstructie doen? Ja, na de première van De Geschiedenis van de Familie Avenier krijg ik een borstreconstructie. Dat is heel belangrijk voor me. Ik heb nu een prothese. Maria trekt haar truitje strak. Kijk, dat ziet er heel goed uit, maar ik wil ontzettend graag twee borsten. Daar gaan wel een paar operaties overheen, maar dat wil ik toch allemaal wel doen. Het dragen van die prothese vind ik zo heftig, zo confronterend, ook al zit hij stevig vast in een envelopje in de bh. Weet je wat ik niet kan uitstaan, dat zo'n vrouw als Marlies Dekkers schrijft dat vrouwen weerbaar en stevig moeten zijn, maar er zit geen één bh voor protheses in haar collectie. Ik wilde per se een mooi bh-tje. Een kanten bh-tje met roze geborduurde rozen. Daar is toen een voerinkje ingemaakt, waar de prothese in kan. Heb je spijt dat je vanaf het begin zo open was over je borstkanker? Nee, ik moest van de ene op de andere dag stoppen met mijn column in de Volkskrant en mijn rubriek in esta. Dan moet je uitleggen waarom. Ik wilde niet dat er speculaties kwamen. Ik heb geen spijt van mijn openheid, want ik heb zoveel steun gehad. Zoveel kaartjes, zoveel mails ook van vreemden. Dat heeft me enorm gesteund. En ik denk ook dat mijn openheid voor anderen weer een steun kan betekenen. Maar nú vind ik het wél moeilijker dat iedereen het weet, want ik ben er wel een beetje klaar mee. En nu ik voor het eerst weer naar buiten treed, begint de buitenwereld bij núl. "Vertel het eens, je verhaal", hoor ik dan. Maar na dit interview, zeg ik: "Klaar! Ik wil het er niet meer over hebben". Ik vond dat altijd heel stom van mensen. Alsof ze hun kop in het zand staken. Maar dat is het niet. Ik ben klaar. Ik wil weer verder. |
|
|