|
Maria Goos ontmoet Wende
|
‘IK WIL ME TOTAAL OVERGEVEN’ Op 4 oktober staat ze in Carré met haar eigen festival, Kaleidoscoop. Een zinderende avond vol kleinkunst, muziek, ballet en natuurlijk de unieke performances van Wende Snijders zelf. Ook daar zoekt ze, zoals altijd, naar die complete overgave… Tekst: Maria Goos Foto's: Anne Timmer Vijftien jaar geleden kreeg ik een e-mail van ene Wende Snijders. Ze bedankte me voor een column waarin ik het had over het belang van mijmeren: ‘tijd morsen’. In de jaren daarna zagen we elkaars werk en af en toe lagen we in dezelfde les op onze yoga-mat. Nu mocht ik haar interviewen. Maar het werd geen gewoon interview. Het werd een gesprek tussen twee vrouwen die maken, creëren. Ze vraagt mij wat ik tot nu toe de leukste interviews heb gevonden voor Nouveau. Ik antwoord dat dat de gesprekken zijn met vrouwen die zich voor hun geluk niet afhankelijk hebben gemaakt van anderen. Die toch vooral het geluk bij zichzelf hebben weten te vinden. Misschien is dat voor kunstenaars iets gemakkelijker dan voor andere mensen. WENDE. ‘Ja, ook al omdat er niks anders op zit dan doen wat je doet, als je iets maakt.’ MARIA: ‘We hoeven niet met pensioen, joh! Als het meezit, word je alleen maar beter.’ WENDE: ‘Ik heb echt het geluk dat ik op mijn vierde al wist wat ik later wilde gaan doen. Mijn droom die ik op de Kleinkunstacademie had, om met een eigen show als zangeres door het land te gaan, is zeker uitgekomen, maar toch heel anders dan ik had gedacht.’ Viel het tegen? ‘Nee, zeker niet. Ik ben opgeleid als performer, als uitvoerder. En nu, vijftien jaar later, ben ik dat ook, maar inmiddels is een groot deel van mijn werk uit veel meer gaan bestaan dan optreden. Mijn werk is een bedrijf geworden, waar ik leiding aan moet geven. Ik ben ook producent, moet weten hoe je een productie opzet en draaiende houdt, hoe je een promotiestrategie uitzet, et cetera. Dus die droom van toen is wel uitgekomen, maar de balans tussen expressie en het runnen van een onderneming vergt heel veel, wat ik me toen niet gerealiseerd heb. Ik vind het moeilijk koorddansen tussen maken, performen en het zakelijke/organisatorische deel, terwijl ik voor alle drie aspecten een even grote verantwoordelijkheid draag.’ Ze vraagt waar ik nu mee bezig ben. Ik vertel over mijn nieuwe stuk: We zijn hier voor Robbie, dat in november in première gaat. Het centrale thema in dat stuk is schuld. Leven met schuld. Leef jij met schuld? ‘Ik voel me niet goed over hoe ik met de dood van mijn vader ben omgegaan. Ik kan er wel met zachtheid naar kijken…’ Je was 27… ‘Ja. Ik was heel bang, denk ik, en misschien wat gevoelloos.’ Waar was je bang voor? ‘Ik was bang voor zijn ziek-zijn, denk ik. Daar ben ik van weggebleven en als ik daar nu aan terugdenk, heb ik daar wel spijt van. Was ik maar vaker bij hem langsgegaan. Ik ging heel hard werken. En daar ben ik ook wel van geschrokken: daar blijk ik dus toe in staat te zijn. Om iets totaal te blocken als ik er bang voor ben. Wouter, mijn lief, zegt dat ik soms heel ontoegankelijk kan zijn. Mensen komen ook niet snel naar mij toe, daardoor. Heb jij dat ook, die afstandelijkheid?’ O, nee, antwoord ik. Ik kan me namelijk heel moeilijk distantiëren van mijn eigen emoties. Maar ik kan wel steeds beter verdriet afsluiten. Zoals gisteren: er kwamen vrienden kaarten. Ik vroeg: ‘Zullen we eerst het huilen doen, dan het lachen?’ Dus om zes uur zat ik hard te huilen en om acht uur zat ik te bulderen van de lach. WENDE: ‘Kun jij dat? Aankondigen dat je gaat huilen en het dan ook doen?’ Ja, meteen en daarna stom zitten klaverjassen en de rest van de avond gieren van de lach. Yoga en meditatie zijn heel goed, maar een flink potje lachen is toch het allerbeste medicijn voor alles. WENDE: ‘Dat is waar, en alleen zijn. Ik ben net vijf dagen alleen naar Italië geweest. De hele dag alleen in de natuur. Heerlijk!’ Maar je leeft niet alleen, toch? ‘Ik heb sinds vier jaar een vriend, Wouter, we wonen samen, maar hij is vaak in het buitenland. We moeten de agenda's pakken om te organiseren dat we elkaar eens iets langer zien dan heel kort.’ Vind je dat erg? ‘Dat vind ik he-le-maal niet erg. Ik ben best solitair. Dat samen ontbijten, “goedemorgen”, lekker praten: ik heb daar niet alle dagen zin in. Ik moet, denk ik, zo langzamerhand wel toegeven dat ik dat eenzame fijn vind.’ Is eenzaamheid inspirerend? ‘Ja! Als ik optreed, ben ik altijd naar buiten gericht, altijd zo veel mogelijk in verbinding met de mensen in de zaal. En zo’n show maak je ook altijd met veel mensen. Dan is het daarnaast erg fijn om alleen te zijn. Hoe ziet jouw leven eruit, nu je alleen woont?’ MARIA: Vooral vrij. Heel erg vrij. En dat is heerlijk, maar soms maakt het me een beetje stuurloos. WENDE: ‘Ja. Je moet zo de architect van je eigen dagen zijn. Dat vind ik ook heel moeilijk.’ MARIA: ‘Ik kan schrijven soms wekenlang uitstellen tot ik zo vol walging en zelfhaat zit, dat er niets anders meer opzit dan maar te gaan schrijven.’ WENDE: ‘O, ben jij niet gedisciplineerd? Ik wel. Ik ben voor mezelf de ergste baas die je maar kunt bedenken. De andere kant van de medaille is, dat ik dagen heb waarop ik denk: “Mens! Laat het nou fokking even los!” En dat gaat dan niet.’ Werk jij vijf dagen per week? Schrijven, componeren, optreden door elkaar? ‘Ja, maar dat zijn geen hardcore-werkuren. Ik maak ook tijd vrij om uit het raam te staren, hè? En om door de stad te dwalen. Dat is ook discipline. Dat je ergens oprecht naar op zoek gaat.’ En jij hebt ook nog een enorme fysieke discipline. Sportschool en yoga? ‘Ik doe van alles. Yoga ben ik na de dood van mijn vader gaan doen. Uiteindelijk gaat de yoga niet over de yoga; het laat je zo openstaan in je gevoel, dat je je verdriet kunt delen en het ook weer kunt sluiten. Door na het huilen bijvoorbeeld een potje te gaan klaverjassen, zoals jij net zei. Dat is het doel! Het doel is het klaverjassen en niet dat gedoe op je matje. Het doel van yoga en meditatie is het vrij en autonoom maken van je gevoel. Het is fijn dat ik spieren heb, maar daar gaat het niet om. Ik doe het omdat ik het zo heerlijk vind om mijn lichaam te ervaren, te voelen. Ik doe krachttraining, gewoon op de sportschool met een goedkoop abonnementje, yin-yoga, Tabatha-training, en ik loop hard. Maar alles bij elkaar niet meer dan drie, vier uur in de week, hoor. Het belangrijkste is, dat ik het heerlijk vind om mijn lijf te voelen. Heb jij dat niet?’ MARIA: ‘Ja, ik voel me heel echt veel beter als ik elke dag een uurtje beweeg, maar eh… geen discipline.’ WENDE: ‘En drugs en drank?’ MARIA: Ik heb veel gedronken, maar sinds de scheiding niet meer omdat ik er te labiel van word. Ik drink nauwelijks. Ik heb zoveel vrienden die te veel drinken, eerlijk gezegd.’ WENDE: ‘Heeft jouw generatie veel geëxperimenteerd met seks en drugs?’ MARIA: ‘Nou… ik in elk geval niet. Ik heb nooit seks met een meisje gehad en dat vind ik best jammer. De twintigers van nu gaan daar veel gemakkelijker mee om. Dat had ik ook moeten doen.’ En jij, Wende? ‘Ik heb weleens gezoend met een meisje, maar meer niet. Ik ben er een beetje te preuts voor of zo. Als iemand anders me op dat gebied bij de hand had genomen, dan had ik het wel gedaan. Ik geloof niet zo in de beperking van aangeboren voorkeuren. En drugs?’ MARIA: ‘Ik durf geen hallucinerende middelen te nemen. Wel ecstasy. Daar zou ik elke dag wel mee willen openen. Maar die downfall daarna! Vreselijk. Durf ik niet aan, nu ik alleen woon.’ WENDE ‘Ik ben helemaal niet leuk als ik drink. Ik ga heel moeilijk praten. Heel erg wroeten in mensen en ongewenst diep analyseren. Coke vind ik niet zoveel aan, ecstasy wel, maar wat jij zegt… die dag daarna. Dat kan ik niet aan. Ik zie ook wel types die eraan onderdoor gaan en van wie ik dan later de rotzooi mag opruimen; daar heb ik geen zin in.’ Maar jij bent degene die de mensen zo de zaal laat uitgaan. Met dat gevoel: ‘Whaaa! Leven! Ertegen aan!’ Wat bedoel je daar dan mee? ‘Ik heb het over een leven waarin je je vrij maakt van een heleboel onzin, onzin die jou ervan weerhoudt om van alles uit te proberen en een beetje te experimenteren met je mogelijkheden. Dat is eigenlijk wat ik denk dat ik vraag. Om emotioneel moedig te zijn. Daar hoef je geen idiote dingen voor te doen in je leven.’ Jij hebt vuur in je stem en dat kan een zaal in vuur en vlam zetten. Besef je dat? ‘Als jij dat zegt van dat vuur, dan denk ik: “Jajajajaja! Yes! Daar gaan we.” Maar het gaat niet over de Himalaya beklimmen. Het is een heel romantisch idee waarmee ik de mensen de zaal wil laten verlaten: hoe magisch het leven kan zijn. En ik wil ze de hoop geven dat iedereen dat kan organiseren, dat kan beleven. We kennen allemaal de andere kant, de donkere kant. Ik ben niet depressief gelukkig, maar ik kan een enorme misantroop zijn. Hoe leeg het leven kan zijn, weten we allemaal. Daartegenover staat de drang van mensen om in extase te raken. Dat fascineert mij. Ik zoek naar mogelijkheden om mij totaal over te geven, totaal te verdwijnen.’ Dat kun jij met zingen? ‘Ja. Kun jij dat niet met schrijven? MARIA: ‘Ja.’ WENDE: ‘Het lijkt me heerlijk als dat kan met woorden.’ MARIA: ‘De eerste en tweede fase zijn eigenlijk geen werk. Dan permitteer ik me alle vrijheid om mooie personages en zinnen te maken. Dan ben ik nog niet met structuur of plot bezig en voel ik me meer een schilder dan een schrijver. Daarna begint het vakwerk. Maar die eerste fase van dat vrije schrijven, van dat meanderende schrijven… Als het dan lukt, word ik daar heel gelukkig van.’ WENDE: ‘Dat gevoel heb ik nooit als ik alleen zit te werken. Er is wel opwinding, maar niet zoals met optreden. Ik heb het net meegemaakt tijdens mijn optreden op Down The Rabbit Hole. Overdag ging Joost van Bellen draaien alsof het drie uur ’s nachts was, iedereen uit zijn plaat, en daarna mijn show MENS, dat niet helemaal een handjes-inde-lucht-show is, waarnaar iedereen heel lief zat te luisteren. Die combinatie van uit je dak gaan, maar ook ontvankelijk zijn voor nieuwe informatie, voor iets wat niet direct tot je belevingswereld hoort, vind ik heel leuk. Wat vind jij mooi aan mensen?’ MARIA: ‘Dat gehannes. En dat we elkaar toch altijd weer opzoeken. Staan we met tachtig man in een veel te klein café waar iedereen stikt van de hitte. En toch doen we dat. Waarom? Dat weten we zelf toch nauwelijks? WENDE: ‘De maakbaarheid van de mens is een soort obsessie. Bas Heijne heeft dat prachtig gezegd: “We zijn een verhaal en dat moet je zingen en dansen en prevelen en zuchten.”’ Ik had nog uren met haar willen praten. Maar er wordt op ons gewacht voor de foto. Ik hoop dat zij de rest van haar leven blijft zingen, dansen, prevelen en zuchten. En mijmeren. WENDE IN HET KORT Wende Snijders (Beckenham, Groot-Brittannië, 1978) brak bij het grote publiek al door in 2003, een jaar na haar afstuderen aan de Kleinkunstacademie. Ze werd vooral bekend door haar chansonvertolkingen van Jacques Brel en Edith Piaf. In 2009 bracht zij haar 4de album, No. 9, uit, die een nieuwe Wende liet zien: een artiest die dance, pop, rock en blues mixt. Er volgden daarmee ook tours langs grote poppodia. Een aantal jaren schreef ze aan Mens, een theatershow over haar eigen roots, met onder meer teksten van Dimitri Verhulst. Wende maakte daarnaast haar acteerdebuut in de film Zurich. Voor haar chansons, haar voorstellingen en haar albums won ze veel prijzen, waaronder een Gouden harp en de Annie M.G. Schmidtprijs. Ze woont in Amsterdam met Wouter van Ransbeek, directeur Toneelgroep Amsterdam en Stadsschouwburg Amsterdam. In het najaar van 2018 zal Wende de grote Nederlandse clubs aandoen. |
|
|