|
|
NOUVEAU, editie 5, 2016
'NIET TROUW, WEL EERLIJK' In een emotioneel gesprek met Hanneke Groenteman vertelt scenarioschrijfster Maria Goos hoe ze de scheiding, waar ze het niet meer over wilde hebben, nu in een ander licht ziet. ‘Soms ga ik boven de put hangen en dan denk ik: Wat een prachtig verhaal is dit’ Tekst: Hanneke Groenteman Foto's: Chantal Ariëns Wegens groot succes wordt de voorstelling DOEK!, met Loes Luca en Peter Blok, opnieuw gespeeld, tot mei. Aanleiding voor een gesprek met de schrijfster, Maria Goos. Dat vond ze best, als het maar niet te veel over de scheiding ging. Ze had er nu wel genoeg over gezegd. En o ja, of ze een beetje leuk op de foto kon, liggend op geschreven pagina’s van haar nieuwe serie La Famiglia. Met een knappe Italiaanse man in de buurt. Zomaar een paar ideetjes, sorry dat ze zich ermee bemoeide. (Tijdens de fotosessie blijkt dat ze de handgeschreven pagina’s thuis op tafel heeft laten liggen.) Ze ziet er bloeiend uit, ondanks een net genezen bacteriële infectie (“lymfeklieren weg, dan krijg je dat gauw”). Kort grijs haar, mooie huid, beweeglijke meisjesmond en fonkel- blauwe, zwaar aangezette ogen. “Die kunnen ook kil zijn,” zegt ze, “vissig, net een karper.” Maar kil zijn ze deze middag helemaal niet. Tranen en schaterlach wisselen elkaar soepel af. Wat vind je mooi aan jezelf? “Mijn voeten, en ik heb behoorlijk mooie benen. En ondanks de amputatie, wegens borstkanker, ook wel mooie borsten. Kijk maar (trekt haar shirt naar beneden). Dit is de nepper, mooi gereconstrueerd toch?” Wat was je voor meisje? “Tot mijn dertigste broodmager, geen buik maar een kuil, knotsknieën, knalrood haar. En altijd bezig de wereld te redden. In mijn puberjaren kon ik dagen op de rand van m’n bed zitten knarsen over hoe het leven in elkaar zit, en de mensen, en de wereld. Daar is toen wel de grondslag gelegd voor de rest van m’n leven. Alleen schoot het toen alle kanten op en heb ik er later wel een vorm voor gevonden, enigszins. Toen m’n vader doodging, ik was elf en een nakomertje, zei iedereen tegen mij: Jij moet goed voor je moeder zorgen.’ Nou, dat heb ik letterlijk genomen. Van een soort onopgemerkt huisdier werd ik gepromoveerd tot iemand die van belang was. Ik ging mijn moeder redden, die depressief was, altijd een donkere bril droeg en niks meer zei. Dus ging ik praten, praten, praten. En als ik uitgeluid was, ging ik verzinnen, fantaseren. Ik werd een soort clown, iedereen lag slap over de vloer als ik tekeerging.” Na een richtingloze periode kwam Maria door een paar bijna toevallige adviezen van ‘reddende engelen’ terecht op de toneelschool in Maastricht. Niet om te acteren. “Daar was ik veel te eigenwijs voor”, maar om opgeleid te worden tot docent dramatische vorming. Daar kwam de broodmagere, roodharige, altijd pratende Maria eindelijk thuis. Ze is nooit meer weggegaan. “Schrijven, improviseren, ik wist niet wat me óverkwam. Dat was het. Het was meteen het einde van een paar stuurloze jaren; drank, foute mannen, veel Gauloises, hele nachten in het café.” Op je 23ste ontmoette je je latere echtgenoot, Peter (Blok). Hij was negentien en gaf je veiligheid, na al die onveilige jaren. “Ik vond de wereld een heel onveilige plek. Ik stond altijd klaar om te vechten. Elke dag janken, elke dag de slappe lach, dood willen en geëxalteerd zijn. Het zwiepte maar heen en weer. Geen wonder dat ik zo dun was, alle energie ging naar dat leven. Ik was zo labiel, alles was emotie, doodvermoeiend. Er was geen normaal gesprek met me te voeren. En hij was zo steady as a rock. Hij heeft me uitgelijnd, zoals ze dat doen met de wielen onder een gammele caravan. Hij leerde me mijn gevoel te beheersen, m’n verstand te gebruiken. En andersom: ik brak zijn gevoelsleven open. Ik had het gevoel dat ik van betekenis was voor hem. Hij ook enorm voor mij, maar helaas heeft hij dat niet zo gevoeld…” Is dat heftige meisje helemaal weg? Ik zie het nog steeds wel in je. “Nou, dat weet ik niet. Als jij het zegt. Ik probeer al m’n hele leven een vrouw te zijn.” En wat is een vrouw, volgens jou? “Iemand die gracieus beweegt, die smaak heeft (heb ik niet, kijk maar naar deze schoenen), die niet zo hard lacht dat iedereen van schrik het bestek uit z’n handen laat vallen… Nee, een echte vrouw, dat ben ik niet. Ik ben een halve kerel en een meisje, maar geen vrouw. Als ik het zo zeg vind ik het eigenlijk wel goed zoals het is.” Dat schrijven, hoe is dat gekomen? “Heb ik altijd gedaan. Voor mezelf. Dagboeken, dozen vol heb ik ervan. Nooit meer ingekeken. Laatst overwoog ik om die dagboeken allemaal in de haard te flikkeren. Ik wil niet meer zoveel terugkijken, ik ben bang dat ik overvallen word door een ontzettend heimwee. Ik heb door mijn scheiding (ze schiet vol) zo veel teruggekeken en dat wil ik niet meer. Er is het hier en er is het nu en daar moet ik het mee doen.” Eigenlijk schrijf jij altijd dialogen. “Ik ben op school dialogen gaan schrijven, en dat ben ik blijven doen. Over intermenselijke relaties, over gedoe. Misverstanden, eeuwige misverstanden. Mensen die het goed bedoelen maar toch niet bij elkaar komen. Door onbegrip, of tegenstrijdige belangen. Of kwetsuren. Er zit nooit echt een kwade geest bij. Nooit goed tegen kwaad. Altijd: goed bedoelen en elkaar toch pijn doen." Nooit eens een roman? “Bah nee. Een boek, begin, einde, dan ligt het in de winkel en dan gebeurt er verder niks meer mee. Ik wil dat hele circus eromheen, het moet gezien en beleefd worden. Ik wil dat er vorm aan gegeven wordt. Dat ik ook denk: o, zeggen ze dat zo? Hebben ze die kleren erbij bedacht? Ziet die kelder er zo uit? Ik hou gewoon heel erg van theater.” Als je nu, voor mij, even terugkijkt op je leven, wat zie je dan? Ze kijkt peinzend. Wil zorgvuldig formuleren. “Een onwijs gelukkig leven. Veel klappen gehad in mijn jeugd, geen steun van familie in m’n vak. Ik denk dat mijn familieleden de laatsten waren die naar Oud Geld keken. ‘Waarom kijken jullie niet?’, vroeg ik weleens. ‘Ja, het is op dinsdag, en dan moeten we naar tennis.’ Het was een warm Brabants nest, ik ben dol op mijn broer en mijn zus, maar het wordt wel als een soort verraad gezien als je eruit breekt. Ik kon het pas na de dood van mijn moeder, op m’n 28ste." Maar toch enorm gelukkig, ondanks de dreunen van de borstkanker (negen jaar geleden) en de scheiding (tweeënhalf jaar geleden)? "Ja, twee megaklappen. Maar de borstkanker viel totaal in het niet bij de scheiding. Die borstkanker, met zware chemo’s, dodelijke vermoeidheid, kale kop, borst eraf, kantje boord of ik het zou redden… dat kon ik toch allemaal wel aan. Of nee, zie je, nu ga ik toch idealiseren. Het was loodzwaar. Maar ik vergelijk die pijn met de pijn van de scheiding, die was erger. Het ene is het lot, het andere is veel moeilijker te verdragen. Verlaten worden door je geliefde, dat vond ik echt verschrikkelijk. Ons gezamenlijke leven werd afgebroken. De woede daarover is wel weg, het gevoel van ‘Wat een misvatting, wat zonde’ is gebleven. Het was zo’n diepe liefde. Ik weet nog dat ik een keer naar Peter lag te kijken en dacht: zo gaan levens niet, wij zijn veel te gelukkig. Toen kwam de borstkanker en toen dacht ik: daar is het dan. Maar Peter bleef mij beminnen, ook met één borst en een kale kop. We waren dol op elkaar, ook seksueel. We konden ontzettend lachen en we vertrouwden elkaar. Nooit trouw beloofd, wel eerlijkheid. Ontrouw: meteen zeggen. Dat heeft dertig jaar heel goed gewerkt, tot de ontrouw niet meer werd gezegd. En toen ging het mis. Ik had dolgraag oud willen worden met die man, maar ja, het mocht niet zo zijn.” Met Volgens Jacqueline heb je een droomscenario geschreven: vrouw is verlaten door haar geliefde, heeft geworsteld, toch gloort aan het eind een leuke man. En Robert is een beetje een eikel. Ultieme wraak? “Ik moest Volgens Jacqueline schrijven twee weken nadat Peter zei: ‘Ik ben verliefd op een andere vrouw.’ Zie jij het als wraak? Ik weet het niet. Ik weet ook niet of hij het zo gezien heeft, we hebben er nooit over gesproken. Ik wist wel zeker dat Jacqueline goed uit het verhaal zou komen. De kracht van de verbeelding: ik ga me aan die vrouw optrekken. Soms zei ze ook dingen waarvan ik dacht: Wat goed van haar, zo moet ik het ook doen. Toen de serie afgelopen was, miste ik haar. Gek hè, je hebt haar zelf gecreëerd. En Willem, die man, is inderdaad gebaseerd op een hartsvriend. We beschermen ons tegen de liefde, om allerlei redenen. Maar vooral omdat we die vriendschap zo belangrijk vinden. De kans is groter dat je oud wordt met een vriend dan met een geliefde.” Het is nu tweeënhalf jaar na de Grote Klap. Hoe omschrijf je die periode? “Eerst was het een heel diepe put. Donkerblauw en zwart. Zo’n put met van die geteerde wanden waar vocht langs loopt. Daar heb ik zeker anderhalf jaar in gebivakkeerd. Een jaar aan de antidepressiva omdat ik het niet redde. Geen flikker zin meer in het hele leven. Het vechten om overeind te blijven ontnam mij alle levensvreugde. Het verdriet was wel een soort fixatie geworden. Alles wat tegenzat, gooide ik in het potje met het stempel Peter Blok erop. Ik heb toen wel als een malle gewerkt. Maar nu is er licht in de put, het is niet meer zo’n open wond allemaal. Soms til ik mezelf op en dan ga ik er boven hangen en dan denk ik: wat een prachtig verhaal is dit. Alsof het een film is en dan vind ik het veel draaglijken Ik zie nu ook beter de schoonheid van het verdriet.” Wat heb je erbij gewonnen? Je ziet er mooi uit, vredig. Niet vechtlustig. “Daar moet ik nou weer van huilen. Ik ben echt veranderd. Er is iets los gekomen, misschien ben ik een aardiger mens geworden. En wat bescheidener, want ik heb alleen maar mij en niet meer die man die alles zo goed wist. Het leven is maakbaar totdat het leven jou maakt. Mijn ego begint wat normalere proporties aan te nemen. Kijk, die rotklap van de scheiding had ik graag willen missen, maar ik geniet nu van andere mooie dingen. Van diepere vriendschappen. En dat ik alleen maar de verantwoordelijkheid voor mijn eigen leven hoef te dragen bijvoorbeeld, dat is zó fijn! Ik geniet heel erg van die vrijheid.” Wat is je levensles voor je dochters? “Ze hebben allebei een stevige relatie, maar hun vertrouwen is geschaad. Ik zei tegen ze: heb het lef niet om op de handrem verder te gaan. Ga voor honderd procent voor je man (tranen). Als het stuk loopt, loopt het stuk. Maar kwak je erin. Dat zou ik, met de kennis van nu, zo weer doen.” Maria in het kort Maria Goos (1956) groeide op in Breda en volgde van 1977 tot 1982 de docenten- en regieopleiding van de Toneelacademie in Maastricht. Daar ontmoette zij Peter Blok, Gijs Scholten van Aschat, Yvonne van der Hurk, Willem van de Sande Bakhuyzen en Carine Crutzen, met wie zij later vaak zou samenwerken. Sinds haar afstuderen schrijft ze toneelstukken en (vanaf 1986) televisieproducties. Het grote succes kwam in 1991, dankzij de televisieserie Pleidooi, over het wel en wee in een advocatenkantoor. Haar volgende successerie was Oud Geld, over de rijke bankiersfamilie Bussink. Beide televisieseries zijn overladen met prijzen, waaronder diverse Gouden Kalveren, een Zilveren Nipkowschijf en Academy Awards. Voor haar gehele oeuvre ontving Maria Goos in 2005 de Gouden Ganzenveer, in 2008 de Edmond Hustinxprijs en in 2011 de Breda Oeuvreprijs. Het met de AVRO Toneel Publieksprijs 2011 bekroonde toneelstuk DOEK! is sinds februari opnieuw in de Nederlandse theaters te zien. De tiendelige tv-serie La Famiglia wordt in het najaar uitgezonden. |
|
|