fotografieElsZweerink
vervolg van het werkdagboek gemaakt naar aanleiding van Cloaca in 'The Old Vic theatre' in Londen. Bijgaand fragment is geschreven op zaterdag 2 oktober 2004 en tevens te lezen in De plot
werkdagboek deel 4
Op 22 augustus bezoek ik de repetitie van Cloaca. Ze zijn dan een week bezig. Ze hebben alleen nog maar rond de tafel gezeten en ze zijn, zeker voor Engelse begrippen, heel persoonlijk geweest over vriendschappen en teleurstellingen in vriendschappen. Ze hebben allemaal vragen op papier gezet. Vragen voor de schrijfster. De angst slaat me om het hart. Moet ik nu allerlei ingewikkelde vragen over het stuk in het Engels gaan beantwoorden? Ik dacht dat ik voor de gezelligheid kwam. Hugh Bonneville, die Joep speelt - de rol van Gijs (Scholten van Aschat)- is het meest op de taal gericht. Hij komt met heel concrete vragen zoals deze: “Op deze bladzijde staat drie keer het woord ‘understand’ in mijn tekst, maar in de Nederlandse tekst heb ik maar één keer het woord ‘begrijpen’ zien staan dus welke woorden zijn er dan voor die tweede en derde keer ‘begrijpen’ gebruikt? Ik ben onder de indruk van zijn toewijding. Het is te vergelijken met Nederlandse acteurs die een Zweeds stuk spelen en daar twee Zweedse woordenboeken voor aanschaffen en dan de Nederlandse tekst gaan vergelijken met de Zweedse. Na een paar uur alles doorploeteren ben ik behoorlijk uitgeput, maar dan zijn er nog enkele interviews ingeroosterd.

De volgende dag nemen de producent David Liddiment en ik de veranderingen in de tekst nog eens door. ’s Middags is er een gratis voorstelling voor buurtbewoners. Er zit een oud dametje voortdurend uit een zak snoep te graaien. Kevin Spacey sluipt op handen en voeten naar haar toe en pakt de zak met snoep af. Dit is het begin van een Engelse rel want vanaf nu houdt hij voor elke try-out een klein praatje waarin hij het publiek verzoekt om de telefoons uit te zetten en te wachten met snoepen tot na de voorstelling. Heel de Engelse pers valt over hem heen. Hoe durft deze Amerikaanse filmster het Engelse publiek te bevelen hoe ze zich moeten gedragen. David belt mij op. “Er valt een tendens te bespeuren dat mensen, Kevin als Amerikaan en jou als Nederlander, willen pakken. We krijgen te horen dat we Engels repertoire moeten spelen en dat we Engelse schrijvers geen kans geven. We gaan ons op de première heel bescheiden presenteren, alleen met het stuk, dus Kevin en jij komen niet het toneel op.” Jammer, maar als het zo moet in Engeland, dan moet het maar zo. Ik ben niet zo blij met de middagvoorstelling. Alles wordt heel erg uitgelegd en eenduidig gespeeld. Ik krijg niet de kans om dat tegen Kevin te zeggen. Later zal blijken dat hij niet met mij wil praten als ie zelf geen goed gevoel over de voorstelling heeft. Dan gaat ie alleen eten en niet met David en mij.

’s Avonds gaat de voorstelling onvoorstelbaar veel beter. Het swingt en het publiek reageert buitengewoon enthousiast. Ze lachen zich gek en na de voorstelling gaan ze staan. Dat is voor Engelse begrippen heel erg ongebruikelijk. We zijn na afloop in het café allemaal in een feeststemming. Tot mijn verbazing staat er een rij mensen voor me te wachten. Of ik het programmaboekje wil tekenen. Kevin komt trots naast me staan en zegt: “You and me, we don’t know where this is going to end”.
Ik vind de voorstelling anders dan de Nederlandse. Hij is eenduidiger. Bij ons was het een zwarte komedie. Hier is het een komedie die langzaam kantelt naar een tragedie. Het schuurt minder maar het werkt als een trein. Vol vertrouwen terug naar Nederland.

Twee weken later zie ik met Peter ( Blok, mijn man) de laatste try-out. Peter en vier Nederlandse jongens, waaronder Robert Alberdingk Thijm, zijn behoorlijk enthousiast. Ze vinden het hier en daar wel wat te uitleggerig en in onze ogen is het misschien wat ouderwets, maar we hebben hier te maken met een andere theatercultuur en het werkt, dus wat zouden we zeuren? Het stuk wordt uiterst helder neergezet. Engelsen lijken meer geïnteresseerd in de helderheid van de vertelling dan in de niet helemaal te duiden dubbelzinnigheid waar wij zo gek op zijn, tenzij het stuk draait om niet te duiden dubbelzinnigheid, zoals bij Pinter. De voorstelling is veel uitgebalanceerder geworden, maar het gaat niet goed. Ze spelen niet samen, en zoals Hugh achteraf zegt: “We waren allemaal de notes van de vorige dag aan het afwerken”. Kevin is razend. Ook omdat twee van de vier acteurs last hebben van hun stem en toch nog even een biertje komen drinken. Ik stel hem gerust: “Een slechte generale is een goede première”. Dat dit nergens op slaat, weten we de volgende dag.

De volgende dag is de première en binnen een kwartier is het oordeel geveld; de voorstelling blijft als een kapot vliegtuig op de baan staan. Ik kijk om me heen, rijen vol met mannen in pakken. Later blijken er 150 bankmedewerkers in de zaal te zitten, allemaal werkzaam bij de hoofdsponsor van The Old Vic. De rest van de pakken is de pers, ook 150 man. Hoewel het een warm applaus is, hebben wij: David, Kevin, de acteurs en ik, een rotgevoel over de voorstelling. Er werd voor nog geen 20 procent zo gereageerd als bij de try-outs. We slaan ons dapper door het feest heen, weer veel mannen in pakken. Neil, die Martin speelt, zegt: “Voor dit publiek was niet te spelen. De ene helft bestond uit recensenten en de andere helft uit bankiers”.

De volgende dag blijken alle kranten unaniem op een uiterst vijandige manier Cloaca onderuit te halen. Kevin krijgt ervan langs als regisseur, maar ik krijg er vooral van langs als schrijver van dit onbenullig prulwerkje. Een slecht geïmiteerde Art van Yasmina Reza, vinden ze het. Er worden gruwelijke dingen gezegd. “Ik lig nog liever in de goot dan dat ik nog één keer naar dit stuk moet.” “Een wedstrijd met maar één paard in de race is spannender dan deze rafelige, onbenullige voorspelbare sitcom.” We zijn totaal verbijsterd. Ik word omschreven als een ‘feministische schrijfster met een totaal onaannemelijk manbeeld’. De tendens is dat er in Amsterdam misschien wel zulke mannen zijn, maar niet in Engeland. Alle recensenten blijken mannen van boven de vijftig. Ze zien er op de fotootjes ook allemaal zuur uit.

De volgende dag mailt David mij dat het hem verschrikkelijk spijt dat de samenstelling van het premièrepubliek, zo vreselijk ongunstig heeft uitgepakt.
“I remain unwavering in my belief in the play and in you. You have created something that really speaks to the audience. We will prevail, I promise you that.”

Gelukkig loopt het stuk toch erg goed. De dag na al die vreselijke recensies zitten er toch duizend mensen. En voor de komende weken zit het ook al lekker vol. Maar het is op het moment dat ik dit schrijf allemaal net gebeurd en ik ben erg aangeslagen. Voel me als buitenlander en als vrouw hard aangevallen en gediscrimineerd.