fotografieElsZweerink
interview

Uit Psychologie Magazine, februari 2007
tekst: Eveline Stoel
fotografie: Anja van Wijngaarden


Als ze niet zou schrijven, zou ze scheldend door de stad lopen. Er is nu eenmaal veel waarover ze zich opwindt. Stoppen is dan ook geen optie. 'Dit is geen vak, maar noodzaak.' Zes levensvragen aan scenarioschrijfster Maria Goos (50).


‘Gooien met borden heeft ook wel iets’



Wie ben je?
'Dat kan ik niet formuleren, omdat je alleen bestaat in verhouding tot anderen. Ik ben de moeder van twee kinderen, de liefde van Peter Blok en schrijfster, dat toch wel in de eerste plaats. Op de toneelschool in Maastricht liet een gastdocent ons ooit een stukje schrijven en voorlezen. Toen ik klaar was, begon hij langzaam op de tafel te kloppen. En hij zei: "Elke dag dat je leeft moet jij schrijven, anders word je gek. Dan wordt het een onontwarbare kluwen in je hoofd. Beloof je dat je dat zal doen?" Ik heb het beloofd en ik voelde dat ook. Dat het geen vak was, maar noodzaak.
Als ik niet zou schrijven zou ik zo'n vrouwtje zijn dat scheldend door de stad loopt. Ik ben regelmatig verontwaardigd. Over het gedraai van politici, over een jongen die me voor kuthoer uitscheldt als ik met mijn fietsbel bel. Dat vind ik allemaal niet zo prettig en dat kan ik kwijt op papier. Maar het fijne van schrijven is toch vooral dat je mag rondkijken in allerlei milieus. Ik heb een televisieserie geschreven over oud geld, maar ook over twee ex-verslaafden. Ik kan mezelf makkelijk verplaatsen in die werelden, ga ervan uit dat het met mij zowel de ene als de andere kant op had kunnen gaan.
Daarom is het ook zo moeilijk om te zeggen wie je bent. Ik kan wat karaktereigenschappen opnoemen - ik ben zorgzaam, sta dicht mijn gevoel en ik ben egocentrisch omdat ik vanuit mezelf werk -, maar ik geloof steeds minder in de strikte autonomie van levende wezens. Mensen worden grotendeels bepaald door hun omgeving, door de informatie die ze omringt en door chemische processen in het lichaam.
In mijn geval was mijn jeugd allesbepalend. Ik was niet gewenst en toen ik er eenmaal was, was er niet veel tijd voor mij. Mijn vader had een nierziekte die gepaard ging met enorme pijn-aanvallen, mijn broer was vijftien jaar ouder en mijn zus tien jaar. Ze letten niet op me, hadden hun handen vol aan andere problemen. Ik was vrij eenzaam.
Maar blijkbaar was er genoeg liefde, want ik voelde me nooit tekortgedaan. Wel een buitenstaander. Stel je voor, een kind van vier, vijf, zes, dat altijd in een kamer vol volwassenen zit. Mijn broer en zus hadden verloofdes en negen van de tien keer vergaten ze me. Nou, geweldig. Dan leer je wel luisteren en kijken.
Ik begon verhalen te vertellen na de dood van mijn vader, toen ik elf was. Mijn broer en zus trouwden allebei, en binnen een jaar waren we van een gezin met vijf mensen ineens met z'n tweeën. Ik klom in de hiërarchie. Van niks, een nobody, werd ik de belangrijkste persoon in mijn moeders leven. Ze was depressief, heeft anderhalf jaar bijna niets gezegd, en ik heb haar uit die depressie gepraat. De raarste verhalen verzon ik, gewoon om die tergende stilte in huis tegen te gaan.
Dat ik daar mijn vak van maakte, is toeval: op mijn twintigste wilde ik me inschrijven voor een schildercursus, maar die was vol. Toen ik wegliep, riep de baliemedewerker dat er nog plek was bij de theaterworkshop en toen heb ik die maar gevolgd. Zo komt iedereen in zijn leven engelen tegen die je de juiste kant op duwen. Je moet ze alleen wel willen zien.
Ik heb mijn jeugd niet als erg ervaren. Pas toen mijn eigen dochter elf werd, vond ik het met terugwerkende kracht ineens zó zielig voor mezelf. Ik moet er weer van janken. Jezus, ik was elf, een kindje. Wat erg voor dat kind. In één keer: knip, jeugd weg. Maar als je nu vraagt: "Wat heb je liever, een leuke kindertijd en daarna een baan op een kantoor, of het leven zoals het is gelopen?", dan kies ik het laatste. Ik ben er schrijver door geworden. Mijn serre is mijn kantoor, als het schrijven niet gaat, ga ik naar het bos of in bad. Wat wil je nog meer? Veel mensen gaan om half negen de deur uit, komen om half zes thuis en hebben dan ook nog twee kinderen en moeten koken. Hoe dóen die mensen dat? Ik ben elke dag dankbaar voor mijn zelfstandigheid.'


Waar geloof je in?
'In het ongelofelijke, hoe paradoxaal dat misschien ook klinkt. Wat ik niet begrijp, is die behoefte van mensen om het leven te verklaren en daar een God op te plakken. En dat die God dan gezegd zou hebben dat het zus moet en niet zo. En dat mensen die niet volgens die regels leven nog bestreden moeten worden ook. Ik vind dat zo'n simplificatie van iets prachtigs. Mijn dankbaarheid voor het feit dat we er zijn, richt zich niet tot een God, want daar geloof ik niet in, maar tot het leven zelf. Daardoor ben ik een mild persoon.
Of ik geloof in het goede van de mens? Ik denk dat we onaangetast worden geboren. Is een kind gezond, ook psychisch, en gaat alles goed in het leven van dat kind, dan geloof ik dat daar een goed iemand uit komt. Maar zo gaat het dikwijls niet. Een echt kwaadaardig mens, dat is een afwijking - dat is volgens mij ook neurologisch aanwijsbaar. Maar ik geloof niet in onbaatzuchtigheid. Ik denk dat veel mensen goed doen, maar dat is nooit zonder eigenbelang. En daar heb ik niets op tegen.
De conflicten in mijn stukken ontstaan tussen mensen die het beste met elkaar voorhebben, totdat hun belangen tegenstrijdig worden. Dan kiezen ze toch voor zichzelf. Waar ik goed in ben, is laten zien dat dat niet uit kwaadaardigheid is, maar uit onvermogen. Daarom hebben mensen altijd veel compassie voor klootzakken als Joep uit Cloaca, of die manipulerende Splinter uit Oud geld. Als je opsomt wat die man allemaal flikt, is het niet te harden. Maar omdat het niet met voorbedachten rade is, vergeef je hem.
Mijn uitgangspunt is dat mensen in wezen niet veel van elkaar verschillen. Dat geeft hoop, want dan kun je dus zoeken naar overeenkomsten. Maar daarvoor moet je wel een empathisch vermogen hebben en bij hele generaties wordt dat niet meer aangesproken. Marokkaanse kinderen die naar een islamschool gaan en van huis uit zo worden gestuurd dat ze niet integreren, maar ook hockeymeisjes uit Wassenaar. Daar heeft niemand het over, maar in die kringen is het een pre om het milieu gesloten te houden. Daarom vind ik het zo erg dat op middelbare scholen geen drama wordt gegeven. Kunst prikkelt het inlevingsvermogen en het belang daarvan wordt enorm onderschat.'


Wat was een keerpunt?
'Oud geld werd overladen met prijzen, maar de AVRO zei: "Wij willen niet meer met jou verder." Ze wilden de concurrentie met de commerciëlen aangaan en zo'n serie was te duur. Maar dat zei niemand, dus ik begreep er niets van. Ik voelde me verraden en onbegrepen, en dat werd een obsessie die een jaar duurde.
Tot ik weer eens grijs van ellende opstond en in een van mijn eerste zinnen die ochtend over de publieke omroep begon. Peter schoot omhoog in bed en zei: "Nu is het afgelopen, ik wil er niets meer over horen. Klaar." En toen dacht ik: "Had dat nou een halfjaar eerder gezegd." Met die gedachte verbaasde ik mezelf. Blijkbaar wilde ik dat iemand me uit die groef zou trekken. En dat lukte, ik voelde me direct beter.'


Wat zou je willen veranderen?
'Mensen zeggen vaak dat ik nogal bepalend ben. Mijn houding is: als iets je niet bevalt, dan doe je daar wat aan. Dan ga je eropaf en zorg je dat je krijgt wat je wilt. Volgens Peter is het resultaat daarvan dat het vaak om mij draait. Hij vindt dat niet erg, omdat ik daardoor veel voor elkaar krijg, maar ikzelf vind het vervelend. Zo iemand wil ik helemaal niet zijn. Maar ja, ik heb gewoon heel vaak gelijk. Dingen zijn altijd beter geworden als ik me ermee bemoeide.'


Hoe is het om ouder te worden?
'Heerlijk, ik vind het fijn. Ik ben in de verste verte niet geworden wie ik dacht dat ik zou worden. Ik zie weleens van die meisjes van een jaar of vijftig met van dat hennahaar met een grijze uitgroei van drie centimeter en een linnen tas met "Stop de kernwapens" erop. Dan denk ik: "Dat had ïk kunnen zijn." Ik had nooit gedacht dat ik succesvol zou worden.
Er was ook geen reden om dat te denken. Ik heb de havo niet gehaald, ben op de mavo blijven zitten. Ik werkte in een winkeltje in tweedehands kleren en als ik dat niet deed, zat ik in de ww. Niet echt een goede basis. Dat het allemaal goed is gekomen, daar kan ik erg van genieten.
Tegelijkertijd vind ik ouder worden eindeloos tragisch. Ik heb het gevoel dat ik geestelijk steeds rijper wordt, een aardiger mens, wijzer, maar ondertussen laat mijn lichaam me in de steek. Ik heb minder energie, loop wat trager, de boel begint een beetje uit te zakken. Afgelopen zomer ging ik voor Artsen zonder Grenzen naar Afrika, ik heb Het Schrijfpaleis opgericht, dat jonge schrijvers begeleidt, ik schreef voor het scenaristenblad en ik gaf les. Tot ik op straat in elkaar stortte. Na veel onderzoeken was de conclusie: Ménière, een evenwichtsstoornis waardoor je duizelig wordt en een piep in je hoofd krijgt. Daardoor is alles veranderd. Ik doe nu veel minder. Jammer, maar ergens is het ook een bevrijding. Het voelde als een verplichting om al die dingen te doen. Waarom? Tja, ik ben ook geholpen in het leven. Als je wat te geven hebt, dan doe je dat.
Misschien schrijf ik nog twintig jaar, dan weet ik wel zo'n beetje hoe het moet. Maar dan sta ik al met één been in het graf. Ik vind het moeilijk te accepteren dat het in het leven niet draait om het uiteindelijke resultaat, maar om de weg ernaartoe. Dat heeft bijna iets onnatuurlijks. Eigenlijk zou je met lichaam en al tot bloei moeten komen en dan moeten ontploffen.'


Wat heb je geleerd van de liefde?
'Ik weet niet of ik iets heb geleerd, ik vind het een vrolijke vooronderstelling. Wat me opvalt, is dat liefde steeds andere vormen kan aannemen. Toen Peter en ik rond de dertig waren, hadden we een somber beeld van langdurige relaties. We zagen zo'n Peter van Straaten-tekening voor ons, van twee mensen aan een tafeltje in een niet al te leuk restaurant. De een kijkt naar links, de ander kijkt naar rechts en ze hebben elkaar niets meer te zeggen. Nou, we zijn nu vijftig en zesenveertig en dat is helemaal niet het geval. Helemaal niet.
Belangrijk is dat wij alletwee nóg een liefde hebben, namelijk ons werk. Daardoor blijven we onszelf los van elkaar ontwikkelen. Tegelijkertijd begrijpen wij elkaar goed doordat we een soortgelijk vak hebben. Je zult maar getrouwd zijn met een acteur die zo'n grote passie heeft, terwijl je zelf van negen tot vijf werkt. Dan ga je zijn werk beschouwen als een minnares, dat is niet vol te houden.
Wij komen uit totaal verschillende werelden. Hij is van het nadenken en analyseren, in mijn familie werd heel primair gereageerd. Als je iets voelde of je kwaad maakte, was het pats, boem, erbovenop. Heel emotioneel. In de familie van mijn vaders kant vlogen ook regelmatig borden door de kamer. Peter heeft me de schoonheid van denken doen inzien. Dat je hersens gebruiken niet per definitie betekent dat je iets inlevert. In tegendeel, je wordt vollediger als je je gevoelens kunt verwoorden en duiden. Dat is voor mij als mens en als schrijver van essentieel belang geweest. Al vind ik ook wel wat te zeggen voor gooien met de borden.'