fotografieElsZweerink
Maria Goos ontmoet Femke Halsema
Interview gepubliceerd in de NOUVEAU, 2018. (download pdf)


‘IK HEB GEEN AANLEG VOOR SPIJT’

Ze schrijft, maakt programma’s en staat nu ook in de Nederlandse theaters met een collegetour. ‘Halsema meets Soof’, omschrijft ze haar voorstelling. Na een glanzende politieke carrière is voormalig groen links-voorvrouw Femke Halsema nog steeds bezig haar identiteit te heroveren.


Tekst: Maria Goos
Foto's: Chantal Ariëns


‘Wat ruik je lekker,’ zeg ik als we dicht bij elkaar staan om samen gefotografeerd te worden. Ze zegt: ’Ik las ergens dat dit het luchtje is van Birgit Schuurman. Ik vind haar zo mooi en leuk dat ik dacht: zo wil ik ook wel ruiken.’

‘Ik ben ooit heel onvoordelig afgebeeld in de Telegraaf, dus ik vind het wel fijn om nu eens heel glamoureus gefotografeerd te worden.’

Pats! Ik moet het beeld dat ik van haar had al binnen de eerste vier minuten van onze ontmoeting bijstellen. Ze vraagt: ‘Wat had je dan voor beeld van me?’ Ik zeg: ‘Principieel. En misschien een beetje moralistisch.’

Ze zucht. ‘Wat jammer is dat toch. Nu ben ik al acht jaar uit de politiek en nog steeds ben ik bezig om mijn identiteit te herwinnen. Mensen blijven mij maar zien als de belichaming van Groen Links. Het wordt je niet gegund om te twijfelen of om van mening te veranderen. Ik zit nog steeds in dat politieke keurslijf en dat wil ik niet meer.’

Ben je erg veranderd in die acht jaar na je politieke carrière? ‘Ik heb eerst een tijdje voor de Volkskrant en De Correspondent geschreven, maar ik kreeg er genoeg van dat mensen een voorspelbare mening van je willen horen en niet een gedachte. Ik kreeg reacties als: “Dat zei je helemaal niet toen je bij Groen Links zat.” Toen ben ik daarmee gestopt. Ik heb Pluche geschreven en ben weer gaan studeren; drie dagen per week werk ik in mijn kantoor aan huis. Ik bedoel met studeren, dat ik me verdiep in wetenschappelijke en filosofische benaderingen en inzichten waarin misschien een antwoord of een oplossing verstopt zit voor de problemen van nu. Dat doe ik in de hoop, tot een heldere gedachte te komen die misschien zinvol is. Ik heb heel lang zitten studeren zonder dat er ook maar één heldere gedachte opkwam. Dat is vreselijk, maar als het dan wél gebeurt, is dat een euforisch moment. Alsof je hoofd zich letterlijk opent. Daar is het boek Nergensland, over migratie, uit voortgekomen; ik ben daar best trots op. En ik heb mijn tweeling de afgelopen acht jaar intens meegemaakt, tot hun zesde zag ik ze minder. Ze zijn nu veertien en flink aan het puberen. We zijn eigenlijk met hetzelfde bezig: wie ben ik, wat wil ik? Tijdens de twaalf jaar die ik in de Kamer zat, leek dat werk het centrum van de wereld. Aan persoonlijke vragen kwam ik toen helemaal niet toe.’

Ze schatert: ‘Ik ben zoooooo midlife.’

Heb je er spijt van dat je je kinderen zo weinig hebt gezien? ‘Als er íets in aanmerking komt voor spijt, dan is dat het, maar ik heb geen aanleg voor spijt. Ik heb niet het gevoel dat ze ook maar iets tekort zijn gekomen. Ze hebben een heel aanwezige vader gehad. Het deed wel pijn als ze ’s nachts om hem riepen en niet om mij. Maar dat deed mij pijn en niet hen.’

In 2006 was de tweeling drie jaar. De standpunten waren aan het verharden, je was 40 en toch stelde je je weer verkiesbaar als lijsttrekker. Waarom? ‘Een beetje ijdelheid. En druk. Van mensen die dichtbij mij stonden, hoorde ik dat ik, als ik voor de kinderen zou kiezen, dan “ook zo’n vrouw was”. Ik was erg gevoelig voor dat argument. En ik vond ook dat ik het allemaal moest kunnen.’

Jouw eigen moeder was wethouder in Enschede. Stralend: ‘Ja, ik was zo trots op haar. Ze werkte in een bestuurlijke mannengemeenschap. Ze was heel conventioneel gekleed, droeg plooirokken en pakjes. Ze zei: “Fem, ik kleed me ’s ochtends aan, ik maak me op en al mijn ongeluk verstop ik daarachter.” En ik dacht: “Ja, zo doen we dat. Zo wil ik het ook.”’

Als het niet over politiek gaat, ben je veel toegankelijker, minder formeel. Dan klopt de emotie bij wat je zegt. ‘Dat zegt mijn man Robert (Oey, red.) ook altijd. Jammer is dat, hè? Ik denk dat dat het pakje van mijn moeder is. Blijkbaar denk ik dat nodig te hebben. Ik wil graag in de openbaarheid treden zonder dat pakje.' En dat doe je in je theatercollege. Is dat niet eng? ‘Vreselijk eng. Kijk, natuurlijk zit er een visie achter wat ik in mijn theatercollege zeg, maar die is niet meer partijgebonden. Misschien geeft dat wat ruimte om het zonder die fictieve bescherming van die andere manier van praten te doen.’

Je beschouwende kant komt in je programma meer naar boven en dat is mooi en inspirerend. ‘Dat beschouwende zit heel erg in mijn college. Het is een verhaal over de identiteit van Nederland. Het is iets wat ik de laatste jaren verder heb ontwikkeld en dat past goed bij me. Ik wil ook dat mijn programma mensen aanzet om zelf te gaan nadenken. Maar het blijft eng; ik ben tenslotte geen cabaretier. Het moet een beetje “Halsema meets Soof” worden.’

Dus we mogen zelf kiezen welke richting we op denken? ‘Graag. Er wordt bij mij al gauw een bepaalde richting uit gedacht. Er wordt mij een multiculturele meegaandheid toegedicht, waardoor ik van alles maar zou lopen te vergoelijken. Dat is helemaal niet zo. Ik geloof in een sterke rechtsstaat, waardoor je heel goed van elkaar kan verschillen, maar je zal mij nooit horen zeggen dat de sharia een goed idee is, want dat vind ik niet, of dat hoofddoekjes leuk zijn, want dat vind ik niet. Maar dat is de beklemming van zo’n politiek imago, waar je individualiteit in wordt gesmoord.’

Hoe sta je tegenwoordig in het leven? ‘Ik geniet nog steeds van geen agenda hebben. Van alleen maar naast een vriend in een café zitten en niet eens een gesprek te hoeven voeren. Van een leven in betrekkelijke anonimiteit. Maar ja… de aard van het beestje valt niet te verloochenen. Ik ga niet voor niets weer het podium op.’

Kennelijk heb je toch weer de behoefte om iets uit te dragen, de vraag is in welke hoedanigheid? ‘Als die van publicist. Als iemand die geëngageerd is. Nederland is echt een heel goed idee. En dat wil ik uitdragen, daar ben ik trots op. Ik begin mijn college met de fietsscène uit Turks Fruit. Die scène speelden Robert en altijd ik na, ’s nachts op de Albert Cuyp. Ik at dan een Raketijsje, ik zat achterop en dan slingerden we op de fiets naar mijn huis. Dat zijn momenten waarop je je zó vrij en zó Hollands voelt. Dat is nou de emotie waarvan ik vind dat we er veel trotser op mogen zijn.’

In die zin breng je een positief verhaal in je collegetour ‘Modern Nederland heeft voor mij drie elementen waar ik heel veel van hou. Eén: we zijn een vrijheidlievend land. Twee: we zijn een voortgaand emancipatieproject en drie: we hechten belang aan verdraagzaamheid. Een onderdeel van verdraagzaamheid is decorum, beleefdheid. De afgelopen vijftien jaar doen we alsof eerlijkheid tegenover beleefdheid staat. Alsof die twee elkaar niet verdragen. Het tegendeel is waar.’

Je hebt een onverschrokkenheid, dat vind ik erg leuk en moedig. Lachend: ‘Dat is geen moed. Dat is drift.’

Je hebt soms uitspraken gedaan en beslissingen genomen waarmee je je de woede van je eigen partij en kiezers op de hals haalde. Het steunen van de verhoging van de AOW-leeftijd bijvoorbeeld. Was dat ook drift? ‘Nee. Dat is trouw zijn aan je eigen opvattingen. Je bent trouw aan je vrienden, aan je familie en aan jezelf, maar niet aan een partij. Een partij is niet meer dan een vehikel om gelijkgestemden verenigd te krijgen. Ik ben bereid tot compromissen, maar ook inderdaad heel trouw aan mezelf. Rutte zei ooit: “Je hebt Groen Links en je hebt Femke”. Dat zegt wel iets, denk ik. Toch laat ik mij graag overtuigen van mijn ongelijk hoor, maar dan wel graag met goed doordachte argumenten.’

Maakt dat je eigenlijk niet ongeschikt voor de politiek? ‘Ja. En ook onbegrepen af en toe. Je valt samen met een aantal opvattingen van je partij, maar je bént niet die partij.’

Even terug naar de politieke jaren. Je hebt zoveel tegenwind gehad; partijgenoten zoals Tara Singh Varma die in opspraak raakten, diepe verscheurdheid in de partij, het opstappen van Rosenmöller, de dood van partijgenoot Ab Harrewijn, bedreigingen, beschuldigingen.

In 2002 liep je relatie met Robert, zij het tijdelijk, op de klippen. En toch ging je door. in de politiek. ‘Ik hield ontzettend van het debat en van de politiek zelf. Het is een geritualiseerde en vreedzame oorlog en dat is prachtig. Ik bewaar ongelooflijk goede herinneringen aan de debatten over het homohuwelijk en euthanasie, die ik gevoerd heb. In de beginfase van zo’n onderwerp, waarin de politiek tot een standpunt moet komen, zit er nog ruimte om elkaar op een intellectueel niveau te overtuigen.’

Je ging niet de politiek in om stemmen te winnen, maar om nieuwe ideeën te lanceren. Had je dan niet beter analist kunnen worden? ‘Het is gewoon zo gelopen. Een beetje per ongeluk. En ik kon het gewoon, ik bleek het te kunnen. En ik wilde Paul Rosenmöller ook bijstaan. Paul was mijn leermeester. Mijn beste vrienden zaten in de partij.’

Wat had je gedaan als Groen Links was gaan regeren? ‘Ik had heel graag Groen Links naar de macht geleid, maar was er nooit zelf aan mee gaan doen. Ik was geen minister geworden. Ik hoor bij de mensen die de macht controleren, omdat ik macht een buitengewoon beangstigend, maar noodzakelijk verschijnsel vind. De rechtsstaat is bedoeld voor burgers, om ze te beschermen tegen de macht. In die traditie ben ik altijd blijven staan. Ik voel mij een deel van de tegenmacht.’

Heb jij een autoriteitsprobleem? ‘Ja, ik vind dat gezag verdiend moet worden. Sommige mensen met wie ik het niet altijd eens was, zoals Bos of Donner, kon ik toch respecteren. Balkenende niet. Die maakte de grootste lust tot provocatie in mij wakker. Ik kreeg gewoon zin om te gaan klieren door die man.’

In de laatste jaren van je politieke carrière, tot dusver althans, is je populariteit enorm gestegen. ‘Ja. Ik had inmiddels geleerd om niet zo vaak moreel verontwaardigd te zijn. Dat scheelde, en er was tegen die tijd ook wel behoefte aan analyse, aan beschouwing. Dat blijk ik te kunnen. En daar voel ik me heel prettig bij.’

Wat was er nou eigenlijk leuk aan de politiek? ‘Dat je rondloopt met een enorm gevoel van noodzakelijkheid. Dat kan je wel een beetje pedant maken en dan moet je er ook mee ophouden. Als je erin zit, dan denk je dat politiek het middelpunt van de wereld is. Nu ik eruit ben, kijk ik eigenlijk nooit meer naar debatten. Ik kan gemakkelijk twee weken de kranten niet lezen.’

Mensen die jou niet mogen, hebben de neiging om dat fanatiek uit te dragen. Nu je genoemd wordt als mogelijke burgemeester van Amsterdam, gebeurt dat weer. Is dat een reden om nee te zeggen tegen die positie? ‘O, nou ben je net een echte journalist! Ik kan er echt niets over zeggen. Echt niet.’

Oké. Even over ‘Henk en Ingrid’. Daar lijk je het niet zo op te hebben. ‘Dat is echt niet zo. Ik heb met één ding heel veel moeite: onbeleefdheid. Dat mensen er woedend over worden dat er een groot asielzoekerscentrum in hun kleine gemeenschap bedacht wordt, dat begrijp ik volkomen. Die woede is totaal terecht. Maar als er dan gescandeerd wordt: “Daar moet een piemel in”, dan zijn we echt uitgepraat. En dat verlies van decorum, dat dat vergoelijkt wordt, of door politici zelfs wordt overgenomen, daar heb ik grote moeite mee. En ik vind het een belediging voor “Henk en Ingrid” als politici op die manier dichterbij hen denken te kunnen komen. Daarnaast: ik ben niet iemand die op een barricade moet gaan scanderen. Dat staat Jan Marijnissen heel goed, mij niet. Het ziet er echt niet uit. Ach, dat elitaire imago zal ik wel nooit helemaal kwijtraken.’

Wat zijn je verdere plannen? ‘De helft van de week ben ik bestuurder bij verschillende organisaties en daar verdien ik de kost mee. De andere helft van de week schrijf ik en ik werk samen met Robert, die documentairemaker is, aan het opzetten van een serie over terrorisme. Ook denk ik aan een roman. Maar eerst maar even die theatertour.’

Daar was ook moed voor nodig; je was als de dood om die theatertour te gaan doen en toch doe je het. Waarom? ‘Eerzucht. En ik vind dat het gezegd moet worden. Ik vind dat te weinig mensen progressief Nederland verdedigen. En dat ga ik doen. Ja.’

Ik wil toch nog even terugkomen op dat eventuele burgemeesterschap van je. Kan dat? ‘Ja. Als je dictafoon uitstaat.’
Het werd nog een heel genoeglijke, interessante middag.



FEMKE IN HET KORT
Femke Halsema (Haarlem, 1966) maakte carrière in de politiek, eerst bij de Partij van de Arbeid, later als fractievoorzitter en politiek leider van Groen Links. In 2010 stapte ze uit de politiek. Sindsdien heeft ze verschillende bestuursfuncties gehad en gewerkt als docent en columnist. Daarnaast maakt Halsema tv-programma’s en schrijft zij boeken, zoals Pluche. Politieke memoires en Nergensland. Nieuw licht op migratie. Zij woont in Amsterdam met tv- en documentairemaker Robert Oey en hun tweeling. De oud-politica staat momenteel in de Nederlandse theaters met haar collegetour Een vrij land. www.femkehalsema.nl