fotografieElsZweerink
BERLIJN (nr 28)
Berlijners zijn ernstige mensen. Een Nederlander die sinds zeven jaar in Berlijn woont zei tegen ons: "Ja, er wordt hier minder gelachen dan in Amsterdam. Mensen nemen het leven ernstig op en dat is een verademing." De ernst van de mensen beviel mij goed. Ernst is de basis voor melancholie en melancholie is de basis voor veel mooie teksten.
Mijn toneelstuk Cloaca ging in Berlijn in première. Ze hebben de titel daar nogal vrijelijk vertaald: Alte Freunde.

De intendant van het Renaissance Theater, genaamd Horst, en zijn dramaturge ontvingen ons in zijn kantoor. Horst heeft een lange staart. Die had hij waarschijnlijk ook al toen hij halverwege de jaren zeventig de baas werd over dit prachtige Jugendstil theater. "Als ze mij toentertijd mijn gang hadden laten gaan dan had ik alle houten lambriseringen weggehaald en ook de muurschilderingen met het ingelegde paarlemoer. Ik had alles paars en groen laten schilderen." Dat is gelukkig niet gebeurd. De zaal met vijfhonderd stoelen is nog zoals hij was in 1920 met een golvend eerste balkon, ingelegd met hout. Wellicht dat de akoestiek van de zaal vanwege dat golvende balkon zo fantastisch is. De spelers kunnen fluisteren en zijn dan tot op de achterste rij heel goed verstaanbaar. De rondgang langs de zaal heeft zachtgele zijden bespanningen boven de lambrisering. Overal zijn kleine wandlampjes. Een theater om verliefd op te worden.

De bezetting van het stuk is tot onze opluchting heel goed. Mooie acteurs die het stuk goed spelen. De regisseur heeft het stuk benaderd als een tragedie. Dat werkt veel beter dan de benadering van een comedy zoals dat in Engeland is gedaan. Maar man en ik denken steeds na elke grap: plop. Daar valt er weer een. Plop. Als overrijpe peren uit de boom. En niemand om ze op te vangen.

Op de première zit een dikke man voor ons al na een kwartier de lampen in de kap van het theater te bestuderen. Het stuk kan hem duidelijk niet bekoren. Zou best eens een recensent kunnen zijn. Gelukkig, na een minuut of vier, durft er iemand te lachen. De lachen die volgen komen allemaal van de goedkopere plekken op het balkon. Niet dat ze daar van goedkopere humor houden, maar daar zitten de jongere mensen. En mijn stuk moet het hebben van de jongere geest. Het establishment weet er niet zo goed raad mee. Die mensen op het balkon hebben geen idee hoe belangrijk ze zijn deze avond. Het is belangrijk, voor de aandacht die het stuk krijgt dat president Kohler er is, met zijn vrouw, en dat de Berlijnse burgemeester er is, met zijn vriend, maar deze onbevangen kijkers op de goedkope plekken breken het stuk open. Dat is nog veel belangrijker.
Dat gebeurde in Engeland niet. Daar waren namelijk geen onbevangen kijkers op de première. Daar was de zaal half gevuld met bankiers (sponsors) en de andere helft bestond uit betrokkenen. Die lachen nooit onbevangen. Die zitten hun nagels af te bijten.

Maar hier ging het goed. Na de eerste vrolijke tintelende lachjes als champagnebelletjes, ontstond er iets tussen de acteurs en het publiek. De dikke man voor ons had zijn hoofd er ook weer bij. Mevrouw Ménière, die nog steeds op kamers woont in mijn hoofd, vond dat ze zich moest laten horen. Met een gierende hoge piep in mijn kop heb ik de het stuk uitgezeten. Ik mocht een denderend applaus in ontvangst nemen, tussen de acteurs op het toneel.

Na afloop was er een feestje waar niemand mij aansprak. Niemand. Dat gaf man en mij het gevoel dat er iets mis was, ondanks het gescandeerde applaus. We sliepen slecht. Herinneringen aan Engeland kwamen boven waar de pers het stuk unaniem op haatdragende wijze vermorzelde. En mij erbij. Een beetje, voor een paar dagen. De Duitse pers blijkt de volgende dag gematigd positief. Een zeventje. Niet geweldig. Niet slecht. Ze vinden het voor een komedie te tragisch eindigen en voor een tragedie weer veel te grappig. Tja. Zo is er altijd wel wat.

Die middag zegt de dramaturge dat de president voor de televisie heeft gezegd dat hij genoten heeft. Dat hij houdt van stukken waarin mensen hun verhaal vertellen. De voorverkoop voor de reeks zit op vijftig procent. Dat is mooi. Dank u wel Herr Kohler.

Over twee weken weer een Duitse première. In Osnabruck. "Bij ons wordt het heel anders", riep de regisseur. We gaan kijken. Vlak voor we terug naar huis gingen, vroeg mijn Duitse agent of we ook naar de première gaan komen van Cloaca in Oberhausen op 5 mei. Toen wij knikten zei hij: "De regisseur in Oberhausen is jong en ambitieus. Het wordt een conceptuele benadering van het stuk." Wij knikten. 5 mei. Een feestdag voor mevrouw Ménière, denk ik.