|
Uit de Volkskrant van 26-08-2004, Pagina K04, Kunst katern (English translation)
|
De succesvolste vriendengroep van het Nederlandse theater
Club Cloacadoor Joost Ramaer 'Peter Blok is meer de spelverdeler, de teamspeler, Gijs en Pierre belichamen een soort waarheid en hardheid: zij gaan tot op het bot. Tot het lelijk wordt.' 'Wat jij in Pipo en de P-P-Parelridder met die Daan Schúúrmans gedaan hebt, Willem – ik dacht dat ik naar Al Pacino zat te kijken.' Ze behoren tot het absolute succesnummer van het Nederlands toneel, de Cloaca-club. Pierre Bokma, Gijs Scholten van Aschat, Maria Goos, Peter Blok en Willem van de Sande Bakhuyzen. Vrienden sinds de toneelschool, als groep vereeuwigd in het toneelstuk Cloaca. 'Dat gaat over ons.' Willem van de Sande Bakhuyzen (46) draaft gehaast als altijd restaurant 11 boven Stedelijk Museum CS binnen, en loopt – 'goh, ben ik de eerste?' – meteen door naar de belendende ruimte om te kijken wat de fotograaf uitspookt. Even later komen Maria Goos (48) en Peter Blok (44) op hun gemak aangekuierd, genietend van het spectaculaire uitzicht over Amsterdam. Pierre Bokma (48) en Gijs Scholten van Aschat (44) laten op zich wachten. Blok grijpt zijn mobieltje. 'Wij stappen nét uit de taxi', krijgt hij te horen. 'Jaaa, maar wáár?', wil Blok weten. 'Op het Binnenhof of zo?' Nee hoor: daar komen ze al aangewaaid, met de flair van routineuze laatkomers. Eenmaal rond de tafel ontbrandt een feest van herkenning en bevestiging. 'Leuk idee dit!', roept Bokma. 'We zien elkaar bijna nooit – véél te druk.' Goos vertelt over het aids-gala van Elton John, waar ze samen met Blok aanzat. De Londense première van haar toneelstuk Cloaca katapulteert het paar al ruim van tevoren in de jetset van de Britse hoofdstad. 'Sting was er', vertelt Goos. Ze glundert. Van de Sande Bakhuyzen is net terug uit Frankrijk, waar hij een dansfilm opnam. De montage van de familiefilm Lepel is bijna klaar. Nu moet hij kiezen – dilemma, dilemma – tussen een mooi Brits aanbod en Leef!, naar een script van Goos, waarvan de financiering pas eind september rondkomt. 'Zo lang kan ik niet wachten.' Blok sprak een rol in voor de Nederlandse versie van Shrek II. 'Al gezien?', vraagt Bokma aan de anderen. En tegen Blok: 'Ik wel! Hartstikke goed gedaan, joh.' Bokma droeg begin juni de Albert van Dalsumring, ereteken voor de beste Nederlandse toneelacteur, over aan Scholten. Prijzen, topregies, roem op tv en toneel: het vijftal aan de tafel bij het raam wentelt zich behaaglijk in een naar Nederlandse maatstaven ongekende verzameling drama-lauweren. Een vriendengroep ook, sinds de toneelacademie Maastricht, lichting 1984. Maar nee, een club, de Cloacaclub, mogen ze niet heten, vindt Goos. 'Zo zit de wereld niet in elkaar. We hebben het allemaal op eigen kracht gedaan.' Maar ze zíjn het wel. Pleidooi, Oud Geld: ze werden beroemd door wat ze samen deden. En hun wellicht grootste succes, Cloaca, gáát zelfs over hen. Wat bracht hen zo ver, zo dicht tot elkaar? En wat is het resultaat? Virtuoos vermaak, of meer dan dat? De recorder gaat aan en Pierre Bokma buigt zich theatraal naar de microfoon. 'Ik vind jouw werk fan-tás-tisch', zegt hij tegen Van de Sande. Scholten haakt in: 'Wat jij in Pipo en de P-P-Parelridder met die Daan Schúúrmans gedaan hebt, Willem – ik dacht dat ik naar Al Pacino zat te kijken.' De opkomst van de schrijfster, de regisseur en de drie acteurs in restaurant 11, en het theater dat zich daarna ontvouwt, verlopen onbedoeld rolvast. Ruim twintig jaar geleden vonden zij elkaar aan de toneelschool van Maastricht, en sloten een verbond waarvan de patronen nooit meer wezenlijk zijn veranderd. 'Maastricht', met zijn ouderwetse nadruk op techniek en vakmanschap, was toen een knus eiland, ver weg van het harde Amsterdam, de bakermat van Aktie Tomaat en de revolutie in de toneelwereld. Maar dat was bepaald geen garantie voor een hechte onderlinge band. Acteur Porgy Franssen, die veel samenspeelt met Blok en Scholten van Aschat, studeerde er een paar jaar eerder af dan zij. 'Míjn klas hing als los zand aan elkaar', vertelt hij met enig afgrijzen. 'Velen zijn niet of nauwelijks doorgebroken op het toneel, en spelen al jaren niet meer.' Een Cloaca-club lag toen evenmin voor de hand. Peter Blok en Maria Goos: kalm, serieus, van sobere komaf. 'Op de toneelschool voelde ik me bepaald geen deel van een gezelschap', zegt Goos. 'Ik keek er van buiten tegenaan.' Zij vonden eerst en vooral elkaar, een verhouding die ondanks de nodige crises duurzaam bleef tot op de dag van vandaag. Even duurzaam als hun neiging om anderen de les te lezen. 'Moralistisch, wij?', zegt Blok. 'O jazeker, zonder twijfel.' Dat, en haar solide huwelijk, legde de kiem voor Goos' reputatie als 'moeder' van de groep. Willem van de Sande: een oud-corpsstudent, die het moeilijk kreeg in Maastricht, én daarna. Hij wilde eerst het vak van acteur leren om vervolgens regisseur te worden, maar moest de opleiding na anderhalf jaar verlaten. 'De docenten twijfelden aan mijn kwaliteiten. Dat kwam voor mij als een donderslag bij heldere hemel.' Gijs Scholten van Aschat: een opgeruimd joch uit een deftig bankiersgezin, dat met zijn hockeysjaal om bij de Amsterdamse toneelschool had aangeklopt en nog verbaasd was ook dat hij daar werd afgewezen. Het deerde hem niet in het minst, zo bleek in Maastricht. Viel hij daar al op door zijn schaamteloze bravoure, de onbetwiste ster was een opzichtig Fremdkörper in de toen heersende tijdgeest: Pierre Bokma. Product van een zwervende jeugd langs internaten en pleeggezinnen, pas afgezwaaid als reserve-officier bij de cavalerie, gestoken in destijds onmodieus jasje-dasje. 'Hij was enorm uitbundig', herinnert medestudent Carine Crutzen zich. 'Zat altijd te imiteren in de kantine. Iedereen was verliefd op hem.' Na anderhalf jaar kreeg Bokma te horen dat hij van de opleiding af mocht. Zelf verstond hij: moest. 'Ik had een grote bek, was nogal obstinaat. Dat viel slecht daar, zeker toen.' Hij eiste, en kreeg, het recht om af te studeren. 'Dat is mijn geluk geweest. Anders had ik nét te weinig greep gekregen op het métier.' Het eerste dat dit bonte gezelschap tot elkaar bracht was, zoals zo vaak, een gemeenschappelijke afkeer. Van het oude, al te nadrukkelijke acteurstoneel, dat toen allang in zijn nadagen verkeerde. 'Dat tóóntje', zegt Jan Willem Jurg, die ook met hen studeerde. 'Met van die bogen: ”Eugééé-nio!”. Wat hadden we dáár een hekel aan.' Graag mochten ze dat persifleren. 'Dan speelden we een klassieker na met Willem van de Sande als Josine van Dalsum, en ikzelf als Sigrid Koetse.' Het tweede was hun positie in een soort theatraal interbellum. Behalve de oude waren ook de nieuwe helden op hun retour. Groepen als Baal en Werkteater maakten furore in de jaren zeventig met een totaal nieuwe speelstijl. Maar toen Blok en Scholten tegen het einde van hun opleiding aanklopten bij Baal, zat deze groep op slot. Half noodgedwongen, half onbevangen, niet gehinderd door de grote schisma's van de jaren zeventig, kozen zij ieder hun eigen weg. Bokma rolde schijnbaar moeiteloos de grote rollen in. In 1985 was hij dé grote sensatie in het inktzwarte Nacht, de Moeder van de Dag van Lars Norén. 'Dat stuk werd een geweldige hype, net als Cloaca nu. Maar dan veel fundamenteler. Mensen zaten na afloop totaal ontdaan in de foyer.' Scholten koos voor de Haagse Comedie. Een 'foute' groep volgens de normen van die tijd, maar dat kon hem niet schelen. 'Gijs kent geen schaamte', zegt Ronald Klamer, de leider van Het Toneel Speelt (HTS) die Cloaca op de planken bracht. 'Er zit geen rem op die man.' Scholten wilde 'kilometers maken', klassiekers spelen, leren van oude rotten als Lou Landré. Blok en Goos kozen voor het kleinschaliger vlakke-vloertheater, bij Centrum in Amsterdam. Hij als acteur, zij bij de scholierengroep. Daar maakte Goos voorstellingen door pubers te interviewen, om hun wereld te leren kennen. Zulke gesprekken vormen tot op de dag van vandaag de grondslag voor haar drama-werk. Vanzelf ging het allemaal niet, zelfs niet voor Bokma. 'Behalve Nacht deed ik ook Maskerade van Lermontov, een flop, en As You Like It van Shakespeare, ook maar een half succes.' Goos mocht al na twee jaar bij Centrum een grote-zaalproductie doen. 'Totaal mislukt.' Blok beleefde een acteurscrisis. 'Ik registreerde alleen nog maar wanneer het niet perfect was. Het plezier in het spelen zakte weg.' Van de Sande tobde het meest: cabaret, een stage, her en der regisseren. 'Jarenlang deed ik zo'n drie gastregies per jaar, steeds als freelancer. Nooit kwam er een doorbraak, ik werd er moedeloos van.' Al die tijd zagen zij elkaar hoofdzakelijk na het werk, in theatercafé De Smoeshaan bijvoorbeeld – na Maastricht gingen zij allemaal in Amsterdam wonen. Blok en Scholten stonden pas in 1995 voor het eerst samen op het toneel, met Bokma eerst het afgelopen seizoen, in Cloaca. Het was de televisie die hen ook professioneel tot een gezelschap smeedde, toen Hugo Heinen rond 1990 Goos vroeg als co-auteur van de dramaserie Pleidooi. 'Moeder' Maria deed haar reputatie gestand: 'Ik wilde van dat advocatenkantoor een clubje maken, en het dus ook met een clubje spelen.' Zij haalde haar oude makkers uit Maastricht voor de camera. Van de Sande, die via Goede Tijden, Slechte Tijden tv-maker was geworden, kwam erbij in het tweede seizoen. Het succes van Pleidooi leidde tot Oud Geld, de serie over de bankiersfamilie Bussink – en tot een eerste schisma in de vriendengroep. De AVRO en producent IDTV wilden graag door met de inmiddels landelijk bekende groep spelers, en hadden velen van hen al toezeggingen gedaan. Maar dit keer was de casting in handen van Van de Sande, en die had andere ideeën. 'Ik wilde per rol de beste acteur.' Sommige afvallers uit Pleidooi namen hun verlies, anderen waren diep gegriefd. Tussen de groep-Goos en hun studievriendin Yvonne van den Hurk, die in Pleidooi nog wel een prominente rol had, knakte er iets. 'Het gíng ook raar allemaal', vindt Carine Crutzen. 'Gijs bijvoorbeeld kreeg zo een rol, maar ik moest een screentest doen. Ik zei tegen Willem: ”Je ként me, je wéét wat ik waard ben”.' Onder protest testte ze toch, en werd gekozen. Uit de grote Maastrichtse vriendengroep had zich definitief een kleiner gezelschap losgemaakt. Binnen die kring ontstonden nieuwe aansprekende projecten – Familie, Cloaca –, uit die groep kwamen de hoofdrolspelers. Wie zij er verder nog bijhaalden, bepaalden zij zelf. Er was een kleine kopgroep ontstaan in het Nederlands theater. Vervolg pagina 7 Vervolg van pagina 4 Wat die kopgroep bindt en onderscheidend maakt, is een onstilbare honger naar beter spelen, repertoire verbreden, nieuwe technieken leren. Nog op de toneelschool speelde Pierre Bokma bij het Werkteater een alien die voor het eerst op aarde komt. Poedelnaakt. 'Een soort merkteken van onschuld.' Al vóór de voorstelling stond hij in zijn blootje tussen de wachtenden bij de kassa, alsof er niets aan de hand was. 'Pas de laatste vijf voorstellingen kreeg ik in een flits een soort inzicht. Dat gespeeld kijken iets heel anders is dan echt kijken. Ik was iets te handig in uiterlijk vertoon. Een etaleur.' Bokma's vermogen tot zelfanalyse komt voor een buitenstaander onverwacht. Hij, de eeuwige zwerver zonder duidelijk woonadres, zelfs zonder e-mail, slechts toegerust met een mobiel. Vaak is hij onbereikbaar, komt niet opdagen op afspraken – behalve wanneer er gerepeteerd moet worden. 'Pierre is het geweten van een voorstelling', zegt Klamer van HTS. 'Hij gáát maar door: ”Wacht, dit bevalt me niet, we moeten verder tot het goed is”.' Voor zover er aanvaringen zijn, werken die louterend. 'Toen Willem de Cloacafilm regisseerde, zei hij tegen mij: ”Ik ben bang dat je te veel gaat acteren” ', vertelt Bokma. 'Dat is een oude strijd tussen ons. Willem is niet schaamteloos, maar streng. Daar kreeg ik schóón genoeg van.' Laat op een avond kwam het tot een heftige uitbarsting, op de stoep voor Café Cox. 'Sindsdien is de lucht geklaard. Hè Willem?' Van de Sande: 'Ik had helemaal niet in de gaten dat jij mijn opmerkingen zo serieus nam.' Acteurs die zo lang zo veel succes hebben, glijden vaak af naar een automatische piloot die Ronald Klamer omschrijft als: 'Een handtas met wat houdinkjes erin, een souffleur voor op het podium en gaan met die banaan.' Tot die benadering heeft de Cloaca-groep zich nooit laten verleiden. Zes jaar geleden vroeg Klamer aan Goos een stuk voor hem te maken. Ze schreef eerst Familie, en daarna Cloaca. Dat laatste stuk is gebaseerd op gesprekken die zij al heel lang voert met haar jongens. 'Het gaat over ons', zegt Blok. 'Maria zag ons kinderen krijgen, de veertig passeren.' Cloaca draait deels om de politicus Joep (Scholten) en de ambtenaar Pieter (Bokma). Goos was niet zo thuis in de wereld van politici en ambtenaren, en dus riep ze daarvoor de hulp in van haar oude Maastrichtse studievriend Jan Willem Jurg. Speuren, poeren, onderzoeken: nooit spreekt het resultaat vanzelf. De vriendengroep munt uit in 'natuurlijke toneelintelligentie', vindt Klamer. 'Peter is meer de spelverdeler, de teamspeler, Gijs en Pierre belichamen een soort waarheid en hardheid: zij gaan tot op het bot, durven een verboden zone in. Tot het lelijk wordt, zodat je de pijn met hen meevoelt.' Hij herinnert zich hoe Scholten en Blok een jaar of zes geleden Design for Living afstoften, een kapotgespeelde komedie van Noel Coward. 'Zonder die eeuwige glazen whisky en fluwelen ochtendjassen. Snoeihard gebracht, niet valsenichterig.' Hun ambitie en gretigheid maken hen tot 'exponenten van een generatie die een mentale toestand deelt', zoals Klamer het uitdrukt. De generatie van na het 'regisseurstoneel', waarin de artistiek leider de baas was. Jaap Spijkers hoort daarbij, Ariane Schlüter, Mark Rietman, Betty Schuurman, Marisa van Eyle, Carine Crutzen. Samen stukken lezen en selecteren weegt voor hen zwaarder dan een vaste stek bij een toneelgroep. 'Er zweeft een verwantschap door de lucht die almaar uitdijt', zegt Crutzen. 'Met die verwante zielen gezamenlijk nieuwe projecten ontwikkelen – dat is het mooiste dat er is.' Maar er zitten ook keerzijden aan deze vakmatige inspiratie. In de Cloaca-groep overheerst een zekere mannelijke hardheid de persoonlijke verhoudingen, tijdens het werk en daarbuiten. Vriendschap? O zeker, zegt Peter Blok. 'Maar als de anderen almaar werk hadden en ik niet – ik weet niet of ik ze dan nog zo aardig zou vinden.' Gelukkig voor Blok, Bokma en Scholten hébben zij altijd werk, merkt Carine Crutzen op. Actrices moeten met elkaar concurreren, acteurs nauwelijks. 'Er komen veel meer vrouwen dan mannen van de toneelscholen, en er zijn veel minder mooie vrouwenrollen te vergeven.' Tijdens repetities is het vaak handhaven geblazen met de Cloaca-heren. Crutzen mag graag met ze werken. 'Maar het gaat vooral zo goed omdat ze mij zien als one of the guys. Soms krijg ik daar ongelooflijk genoeg van.' Niet alleen vrouwen kijken met gemengde gevoelens toe. Porgy Franssen speelt veel met hen samen bij Orkater – bij voorkeur met Gijs óf Pierre óf Peter. 'Want als ze bij elkaar zijn, spreken ze een taal die ik niet kan volgen. Dan val ik stil, voel ik me buitengesloten.' Die cultuur van zelfbevestiging (Goos: 'Oh ja, komen wij zo arrogant over? Dat vind ik vervelend') werkt ook door in de eigen producties. Blok, Scholten en Van de Sande werken al jaren samen met Orkater; later sloot Bokma zich daarbij aan. De muziektheatergroep wilde zich verrijken met 'echte' acteurs, de acteurs wilden leren zingen, zelf stukken schrijven, hun komische talenten ontplooien. Ambachtelijk gezien is de samenwerking een succes, net als bij het publiek. 'Bij ons doen zij hun eigen ding, elders spelen zij rollen', zegt Marc van Warmerdam, zakelijk leider van Orkater. 'Idealer kan het voor ons niet.' Maar erg verrassend of vernieuwend vinden de toneelrecensenten het resultaat niet. Van Warmerdam noemt als artistiek hoogtepunt Wie vermoordde Mary Rogers? – een voorstelling uit 1996. Vijf jaar later volgde The Prefab Four, geïnspireerd op de fictieve tv-band The Monkees uit de jaren zestig, geschreven door Scholten van Aschat. Het was een enorm succes. 'Eigenlijk is dat net zo'n stuk als Cloaca', observeert Van Warmerdam. 'Gemaakt en gespeeld dóór, en handelend óver mannen van in de veertig met kinderen. Het ligt dicht bij eigen huis allemaal.' Scholten werkt nu aan een serieuzer stuk, De Kortste Eeuw. Van Warmerdam: 'Het is goed dat ze bij ons op zoek gaan naar andere dingen.' Aan de tafel bij het raam in restaurant 11 komt het gesprek op Shakespeare aan Huis – een bijzondere schnabbel van Bokma en Scholten. Twee acteurs anderhalf à twee uur op bestelling in de huiskamer. Gijs: 'We hebben een programma. We vertellen eerst over de schrijver. Dan doen we fragmenten uit de Rozenoorlogen, Hamlet, Othello en de Sonnetten. Erg leuk. Doen we een paar keer per jaar.' Het is stichtende arbeid, vindt Bokma. 'De afgelopen twintig jaar zijn die mensen vast dóódgegooid met Dagboek van een Gek en Een Herdershond in Bad … nee, het heet anders … ' Blok: 'Een Idioot in Bad.' Bokma: 'Kom nou, hoe héét dat ding!!!' Scholten: 'Dagboek van een Herdershond.' Het gezelschap begint te gissen naar hun gage voor Shakespeare aan Huis. 'Het is niet zo veel, hoor', sust Scholten. 'Voor zes ruggen komen wij vrijblijvend bij u langs?', oppert Van de Sande. 'De bedragen mogen niet in de krant!', roept Bokma. 'Anders krijgen wij de gróótste problemen met Oom Fipsus!' Zorgen om hoge belastingafgiften – heel wat Nederlandse acteurs zouden ervoor tekenen. En dat is nog niet alles. Van de Sande regisseert commercials, Scholten spreekt radiospotjes in en speelt de burgemeester in de Kameleon-film. Waarom eigenlijk? Gijs veert op uit zijn stoel. 'Dat zal ik jou eens haarfijn uitleggen. Daarmee financier ik zes maanden vrij, om voor Orkater De Kortste Eeuw te kunnen schrijven.' Zo had Willem zijn reclamewerk ook bedoeld, maar dat is niet uitgekomen. 'Meer vrijheid heb ik er niet van kunnen kopen. Ik zit nooit stil, wordt bedolven onder dingen. Maar ik vind reclame leuk om te doen, en ik leer ervan.' Scholten: 'Je doet het voor het geld, gewoon.' Van de Sande: 'Man, ja, natúúrlijk!' De avond is al flink gevorderd wanneer Goos en Blok als eersten afgaan. Van de Sande vertrekt wat later. Bokma en Scholten blijven het langste hangen, tappend uit een onuitputtelijke grabbelton vol grappen en grollen – geheel conform een patroon dat ooit in Maastricht ontstond. Goed – nog één grappaatje. Nog één keer bestijgt Pierre Bokma zijn praatstoel. Drama spelen is al een vak, maar komédie spelen – 'Dat is echt het allermoeilijkste', weet hij sinds zijn late entree in het genre. 'Alle acteurs moeten pre-cíes op één lijn zitten. Het staat of valt met split-second timing. Drama is rallyrijden, maar komedie is Formule 1. Weet je waarom Ralph Schumacher crashte tijdens de Grote Prijs van Amerika?' Hij pakt een servet en begint te tekenen. 'Dit is het Formule 1-circuit van Indianapolis. En dan heb je hier … ' – krabbeldekrabbel – '… een soort U-bocht en dan komt daarna … ' – krabbeldekrabbeldekrabbel – '… een vals recht eind met een héél flauwe curve, en dáár … ' – KRAS – '… ramde Ralph met 320 kilometer per uur de muur. En weet je waarom? Omdat hij hier in die U-bocht … ' – KRAS – '… een héél klein stuurfoutje maakte.' Triomfantelijk kijkt Bokma op van zijn servet. Kijk – dát is nou komedie spelen. Cloaca, de Engelse versie van het toneelstuk van Maria Goos, gaat 28 september in de Old Vic in Londen in première. Regie Kevin Spacey. Ziekte Van de Sande Een paar weken na de interviews met de hoofdpersonen uit Cloaca is bij Willem van de Sande Bakhuyzen, de regisseur van de groep, een ernstige vorm van kanker ontdekt. Hij staat onder behandeling en blijft voor zover mogelijk gewoon aan het werk. Binnenkort begint de regisseur aan de opnamen voor de nieuwe speelfilm 'Leef!', naar een script van Maria Goos. Gezien zijn ziekte zal Jean van de Velde hem bijstaan als co-regisseur. © Joost Ramaer, 2004 de Volkskrant |
|
|